donderdag 13 december 2007

De Prijs van de Taal

Op mijn vorige inbreng rond de 'Dubieuze Data Award' kreeg ik per email een reactie van de uitreikers 'journalinks'.

In een PS bij dat bericht had ik hen immers gevraagd of het de volgende keer niet gewoon "Prijs" kon zijn eerder dan de "Award" van nu.

Ze schreven in een mail waarin ze mij bedankten voor de positieve reactie (ook) als PS:
Wij vinden 'Award' net iets meer aplomb hebben dan 'Prijs'. ;-)

Waarop ik uiteraard moest terugschrijven:

"Waarom?
Omdat het Engels is?
Vroeger was het altijd 'Grand Prix' (nu in Nederland soms nog trouwens).
Vandaag is Frans 'out' en is Engels een 'must'.

Uitsluiting van mensen wordt versterkt door taaluitsluiting.
De eigen taal is een taal die door nagenoeg iedereen verstaan wordt die die taal als moedertaal heeft. Hoeveel niet-opgeleiden, 'ouderen' en andere categorieën mensen kunnen niet meer mee met een taalevolutie waarbij de eigen taal vervangen wordt door een 'vreemde' taal? Staat U daar ooit bij stil als (toekomstige) journalist?

Is de taak van de journalist niet het vertalen van nieuws? Hoe kan je nieuws vertalen als je de taal hanteert van diegenen die nieuws brengen (nieuws-marketeers) eerder dan de taal van diegenen voor wie het nieuws bedoeld is?

Gaan (toekomstige) journalisten nu ook al marketeer-taal gebruiken in hun 'eigen nieuws'- communicatie?

Nu heet het 'Award', heet het binnen 10 jaar dan 褒奖 ? (ik hoop dat uw computer Chinese lettertekens kan lezen).
Want culturele overheersing gaat steeds samen met commerciële overheersing".

dinsdag 11 december 2007

De Dubieuze Data Award 2007

Weer een nieuwe prijs? hoor ik U zeggen.

Neen hoor, hij bestaat al drie jaar maar tot nog toe is ie misschien nog niet opgevallen. In het bos ziet met de bomen ook niet zo scherp meer. Maar deze Prijs kan een meerwaarde zijn. Hij wil de aandacht vestigen op het tekort aan basiskennis statistiek in de Vlaamse media.

De Dubieuze Data Award (tussen haakjes: waarom moet dat weer een Award zijn? Is een gewone Nederlandstalige Prijs niet ’cool’ genoeg?), de Dubieuze Data Award wordt dus uitgereikt door de portaalsite Journalinks. De site is een onafhankelijk mediaproject en wil studenten, docenten en journalisten ondersteunen bij het gebruik van internetresearch, data-analyse met behulp van statistische programma’s en geografische informatiesystemen.

En de nood aan zo’n ondersteuning is er vast en zeker. We citeren uit de persmededeling (we zouden het niet beter kunnen verwoorden):

'Statistiek is onontbeerlijk geworden voor een goed bestuur. Net daarom moeten de media, die dit bestuur willen controleren, in staat zijn om statistisch te redeneren. Helaas slagen de meeste media hier niet in.

2007 was opnieuw een jaar vol misleidende nieuwsberichten op basis van te kleine steekproeven, niet-representatieve on-line-polls en niet-significante resultaten. Bij deze derde editie focussen we op het totale gebrek aan feeling voor de foutenmarge bij een politieke peiling.

Slechts één zeer recent blunderverhaal hebben we er dit jaar speciaal uitgelicht. Niet ter vermaak, wel om de noodzaak van een basiskennis statistiek voor journalisten te benadrukken.

Bijna dagelijks verschijnen dergelijke foutieve berichten in het nieuws.


    "Verhofstadt krijgt voorkeur als premier"
    (DS/VRT, 7 december 2007)


De jury stelt verder:
Dat ze bij De Standaard en de VRT blind, dom of van kwade wil zijn, hebben we niet gezegd. Feit is wel dat beide media - na enkele betere momenten - opnieuw vrolijk elke bocht afsnijden bij weer een nieuwe peiling: weg foutenmarges, vaarwel significantieniveau...

Dat Guy Verhofstadt (Open VLD) een geweldige remonte maakt is natuurlijk meer dan een nieuwsfeit waard. Maar meteen ook stellig lopen te beweren dat de aftredende premier - in één adem - voorbij Yves Leterme (CD&V/N-VA) is gefietst, is prietpraat. Of beter: stemmingmakerij, want totaal niet significant.

Bij de bewuste peiling werden 751 Vlamingen ondervraagd. 41% noemde Verhofstadt het meest geschikt om de nieuwe premier te worden, terwijl 40% Leterme verkoos. De bijhorende foutenmarges schommelen vermoedelijk rond de 3,5%.
'

Tip aan de hoofdredacties van De Standaard en de VRT (en de andere kranten trouwens ook, ze zijn allen in hetzelfde bedje ziek): Geef je journalisten het eerste Nederlandstalige handboek basisstatistiek voor journalisten cadeau.
Sprekende Cijfers is een uitgave van de Universitaire Pers Leuven met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.

Een tweede tip: organiseer eens een opleiding CAR voor jullie redactie. De kwaliteit kan er alleen maar bij winnen. Alle inlichtingen daaromtrent kan je krijgen bij het VVOJ (Vereniging van Onderzoeksjournalisten).

PS voor Journalinks: mag het volgend jaar niet gewoon ’Prijs’ zijn?

woensdag 5 december 2007

De ‘andere’ auto: een soortement tijdslijn

Dat de 'andere' auto geen nieuw gegeven is waar wij, moderne, slimme, ontwikkelde mens, in al onze wijsheid aan beginnen denken zijn ergens op het einde van de twintigste eeuw, mag blijken uit een soortement tijdslijn die ik hieronder uitteken.

Het wordt trouwens tijd, dacht ik zo , dat we de revolutionaire bedenker van het wiel die duizenden jaren geleden haar/zijn concept voor het eerst in de praktijk toepaste de eer bewijzen die zij/hij verdient. Wie het is weten we niet. We weten wel dat het geen Vlaming was maar waarschijnlijk een Mesopotamiër. Mesopotamië was een gebied ergens tussen de Tigris en Eufraat. Vandaag liggen daar Irak en Iran.

3500 jaar voor Christus: De uitvinding van de vaste wielen op karren - de eerste voertuigen op wielen van de geschiedenis zien het licht.

1665 -1680: in deze periode creëerden de Vlaamse priester Jezuiet en de astronoom Ferdinand Verbiest plannen voor een miniatuur vierwielige onbemande stoom’auto’ voor de Chinese Keizer Khang Hsi.

1769: de Fransman Nicholas Cugnot ontwierp een door stoom aangedreven motorvoertuig (foto 4) geschikt voor 10 kilometer per uur.

1825: de Britse uitvinder Goldsworthy Gurney bouwt een stoomauto die met succes een trip van 120 km voltooide in tien uren tijd.

1839: De Schot Robert Anderson bouwt het eerste elektrische voertuig.

1890-1910: Periode van belangrijke verbeteringen van batterijtechnologie, specifiek met ontwikkeling van de moderne lood-zuur batterij door H. Tudor en nikkel-ijzer batterij door Edison en Junger.

In 1897 begon de London Electric Cab Company met diestverlening in de stad. Ze gebruikten hiervoor auto’s aangedreven door een elektrische motor van 3PK. De "Bersey Cab" naar zijn uitvinder, Walter Bersey, kon tot 75 km rijden voor de batterij weer moest opgeladen worden.

1898: Dr. Ferdinand Porsche, 23 jaar, bouwt zijn eerste auto, de “Lohner Elektrische Chaise”. Het was de eerste auto ter wereld met voorwielaandrijving. Zijn tweede was een hybride, die een verbrandingsmotor gebruikte om via een generator kracht over te brengen aan elektrische motoren die in de wielnaven waren gevestigd. Op batterij alleen kon de auto bijna zestig kilometer ver rijden.

1898: Eerste autosalon ter wereld in Parijs met 242 modellen en 140.000 bezoekers. Om er voor te zorgen dat alleen volwaardige auto's tentoon werden gesteld moest iedere wagen eerst van Versailles naar de Tuilerieën rijden.

1899: Twee hybride voertuigen doen hun intrede op het Salon van Parijs.

1900: De Belgische autoconstructeur, Pieper, introduceert een 3,5pk krachtige "voiturette" waarin de kleine benzinemotor aan een elektrische motor onder de zetel werd gekoppeld. Op kruissnelheid was de elektrische motor in feite een generator, die de batterijen oplaadde. Maar bij versnelling gaf de elektrische motor, coaxiaal opgezet met de gasmotor, meer kracht. De octrooien Pieper werden gebruikt door een Belgische firma “Automixte” die vanaf 1906 tot 1912 bedrijfsauto’s bouwde.
In 1900 waren in de VS 38% van de verkochte wagens aangedreven door electriciteit, 40% door stoom en slechts 22% door gasoline.

1913: Met de komst van de zelf-starter die het de chauffeur gemakkelijk maakt om benzinemotoren te starten werden de stoom- en en elektrische voertuigen bijna volledig van de kaart geveegd. In dat jaar, daalde de verkoop van elektrische auto's tot 6.000 voertuigen, terwijl Ford 182.809 van zijn T-model aangedreven op benzine verkocht.

1966: General Motors bouwt de Electrovan, het eerste op waterstof aangedreven voertuig ooit.

1973: Met de petroleumcrisis groeit de belangstelling voor alternatieven voor petroleum voor de auto-industrie. De Volkswagen Taxi wordt op nagenoeg alle autosalons in Europa en Noord-Amerika tentoongesteld.

1979: In Europa brent BMW het eerste prototype van een uitstootvrije op waterstof aangedreven voertuig uit.

1982: De Australiër Hans Tholstrup rijdt bijna 4200 km met de Quiet Achiever, de eerste zonnecel-auto tussen Sydney en Perth in 20 dagen.

1989: Audi werd de eerste fabrikant in Europa om een hybride voertuig in productie te nemen: de Audi Duo die op A4 Avant Quattro wordt gebaseerd. Het voertuig werd aangedreven door 1,9 liter dieselmotor van 90pk samen met een 29pk sterke elektrische motor. Beide krachtbronnen dreven de voorwielen aan. De Duo was geen commercieel succes en daarom gestopt. De Europese constructeurs gingen zich daarna concentreren op research en ontwikkeling van dieselmotoren.

1997-1999: Een kleine selectie elektrische auto’s van grote constructeurs – o.a. Honda EVPlus, de EV1 en de S-10 pickup van General Motors, een Ford Ranger pickup en de Toyota RAV4 EV - werd geïntroduceerd in Californië. Ondanks het enthousiasme van de eerste kopers, werden er niet meer dan een paar honderd chauffeurs bereid gevonden er een aan te schaffen. Op een periode van een aantal jaar werden de elektrische voertuigprogramma's afgevoerd.

1997-2007: De opmars van de hybride voertuigen

In 1997 Toyota Prius, de eerste succesvolle hybride auto, werd geïntroduceerd op de Japanse markt, twee jaar vóór zijn originele lanceringsdatum, en voorafgaand aan de Conferentie van Kyoto in December. Het eerste jaar werden bijna 18.000 stuks verkocht.

In 2000 brengt in Japan Nissan de Tino Hybrid op 100 exemplaren uit en Honda en Toyota brengen verschillende modellen hybride voertuigen op de mark. Honda Insight is de eerste hybride auto die de Amerikaanse massa bereikt. Hij wordt gevolgd door de Civic Hybrid in 2001 en de Accord Hybrid in 2004. Toyota brengt brengt de Toyota Prius uit, de eerste vier-deurs hybride sedan.
Toyota Prius II won in 2004 de Auto van het Jaar Prijs in de VS. Het succes was onvoorzien, Toyota werd verrast door de vraag en moesr zijn productie van 36.000 tot 47.000 verhogen voor de VS-markt. Geïnteresseerde kopers wachtten er tot zes maanden om een Prius te kopen.
In 2005 wordt de eerste 4X4 hybride, de Ford Escape Hybrid op de markt in de VS.
Sindsdien volgen de nieuwe hybride modellen elkaar op met: GM (Saturn Aura, Opel Astra Hybrid, Chevrolet S3X SUV Hybrid, Silverado Hybrid Truck, GMC Sierra Hybrid Truck), Toyota (Highlander, Estima Hybrid Minivan, Alphard Hybrid Minivan, Sienna Hybrid Minivan, Lexus RX 400h en LS 600h), Ford (Mercury Mariner), Chrysler (Dodge ESEX Hybrid, Dodge RAM Hybrid), Kia ‘(Rio Hybrid), Mazda (RX-8 Hybrid), Nissan (Altima Hybrid), Dit laatse model wordt sinds … ook in Europa verkocht. Andere constructeurs kondigen ook hun hybride modellen aan voor eind 2007 en in de loop van 2008.

1999: het eerste Europese publieke waterstoftankstation opent zijn deuren in München.

2005: General Motors stelt zijn voor het leger ontworpen op waterstof aangedreven pickup voor.
Op basis van de Opel Zafira wordt de GM HydroGen3 Minivan gebouwd en door pakjesdiensten in Europa en de VS getest in gewone dagdagelijkse omstandigheden.

2006: In Japan wordt Mazda de eerste constructeur die door waterstof aangedreven auto’s in handen van particulieren geeft door twee hybride (waterstof en benzine) RX-8 modellen aan particulieren te leasen.

2007: Op diverse autosalons in de wereld worden de eerste FC-voertuigen (FC = Fuel cell = brandstofcel) aan het publiek getoond waarvan gezegd wordt dat ze eind 2007 en begin 2008 in productie zullen gaan (o.a. Chevy Equinox Fuel Cell SUV, Mazda Premacy Hydrogen RE Hybrid Minivan).
In de Verenigde Staten gaat de Tesla, een elektrische sportwagen, in verkoop (zie foto)
De BMW Hydrogen 7 is de eerste auto die (enkel als) leasing op de markt wordt gebracht in Europa en de VS.

2008: Venturi, een Frans merk, zal zijn model Astrolab, de eerste voor het publiek door zonnepanelen aangedreven auto op de markt brengen.

zaterdag 24 november 2007

De aanpak van de fiscale fraude in ons land bevindt zich in verregaande staat van ontbinding

Vaak gebeurt het niet maar deze keer ben ik het volmondig eens met Bart Sturtewagen van 'De Standaard'. Daarom wil ik hem alle eer aandoen en enkele paragrafen uit zijn artikel "Staat van ontbinding" in de krant van 23 november 2007 citeren (ik zou het trouwens niet beter kunnen verwoorden).

Hij heeft het namelijk over de pijnpunten die aan de oppervlakte komen door de eindeloze patstelling binnen de regeringsvorming. Naast het gebruikelijke onderwerp van de gerechtelijke achterstand en andere kwalen op justitie heeft hij het ook over financiën. En meer in het bijzonder over fiscale fraude, de onmacht van de ambtenarij om daar iets tegen te beginnen en de schijnbare onwil en zelfs systematische boycot, van de politiek. Je voelt de verontwaardiging bezit nemen van zijn pen.

Maar eerst dit nog. Je weet waarschijnlijk wel dat het Ministerie van Financiën wordt geleid door onze onovertroffen Minister Reynders (die, dit even terzake, sinds zijn verkiezingsoverwinning in juni blaakt van zelfvertrouwen en een nog groter adept is geworden van de 'naast de schoenen lopen'-sport).

Nu hebben we de laatste jaren toch al wat meegemaakt met Reynders (informatisatie van ministerie is een regelrechte ramp geworden, miljoenenputten die weggewuifd worden, de Tobintaks niet verdedigen waar en wanneer het moet (het is nochtans een belgische wet die beter verdient), fiscale amnestie verkocht aan zijn regeringspartners - wat ik nog steeds een regelrecht schande vind - en nu ook al de beschuldiging dat zijn ministerie ons er wil opleggen door de terugbetalingen van belastingen door te schuiven naar het volgend boekjaar) en toch is die volgens de jongens en meisjes van de Financial Times de 6de beste minister van Financiën van de eurozone. Ex-aequo weliswaar met zijn ambtsgenoten van Ierland en Luxemburg (wat toch ook al een teken moet zijn, dacht ik zo bij mijn eigen). Het zegt trouwens ook al veel over de criteria die de Financial Times hanteert.

Maar laat ons terugkeren naar de paragrafen van het artikel van Bart Sturtewagen die ik wilde citeren:

Het meest schandelijke feit waarop we ook bij deze analyse botsten is de straffeloosheid in grote dossiers van fiscale fraude. België is, ondanks zijn hoge belastingtarieven, in feite een fiscale vrijhaven, zegt een speurder met 25 jaar ervaring vandaag in de krant. Het ene dossier na het andere verjaart. De ontmoediging bij de belastinginspecteurs is totaal: 'De aanpak van de fiscale fraude in ons land bevindt zich in verregaande staat van ontbinding.

Eerder dit jaar publiceerden veertien belastingambtenaren een noodkreet: alle grote fiscale dossiers zijn de jongste vijftien jaar mislukt. Hun stellige indruk is dat het niet louter om slechte organisatie en het gebrek aan mensen en middelen gaat. Ze vermoeden systematische tegenwerking en zelfs regelrechte sabotage. Dat zijn zware beschuldigingen, gericht aan een politiek systeem. Maar als ze niet zouden kloppen, hoe komt het dan dat de malaise zo diep is?

Het minste dat we, zodra we weer een regering hebben, mogen verwachten, is dat dit vraagstuk ernstig wordt onderzocht en structureel wordt aangepakt. Er is strikt genomen zelfs geen reden om daarop te wachten. Het parlement van verkozen volksvertegenwoordigers kan zich nu al nuttig bezighouden door met hoorzittingen in een onderzoekscommissie de oorzaken van deze schandelijke toestand boven water te halen en vervolgens beleidsvoorstellen te doen. Het is niet omdat dat voorstel van de vermoedelijke toekomstige oppositie komt dat het zomaar kan worden afgewezen of uitgesteld.

Dit is geen zaak van meerderheid en oppositie. Het is geen probleem dat kan worden toegeschreven aan deze of gene coalitie. Het is een collectieve verantwoordelijkheid. Het is absoluut onaanvaardbaar dat de facto alleen gewone mensen, wier inkomen toch volledig bekend is en die geen beroep kunnen doen op gespecialiseerd advies, correct belastingen betalen. De beste manier om de belastingen voor iedereen te verlagen, is ze te vereenvoudigen. Dat beperkt de 'creatieve mogelijkheden', vergemakkelijkt de controle en bekort de eventuele juridische procedures. Een meer sociale maatregel is niet zo gauw te bedenken.

woensdag 21 november 2007

Biobrandstof: het groene goud?

De Co2-emissies door het wegtransport zijn tussen 1990 en 2004 met 26% gestegen. Sinds 1993 zijn de Europese Commissie en de autoindustrie in bespreking hoe ze de Co2 emissies van auto's kunnen verminderen. Tot nog toe hebben de fabrikanten de zaak kunnen vertragen en de normen kunnen verwateren. Schijnbaar komt daar nu een eind aan. Onder druk van het klimaatdebat (en de film van Al Gore) besloot de Commissie een tandje bij te steken. Vandaag is het officiële gemiddelde Co2-uitstoot van een auto 163 gr/km. Dat moest naar 120 gr/km. Onder druk van de constructeurs zal het maar 130 gr/km worden. Er zal dan ook op veel paarden moeten gewed worden om de nieuwe grens tegen 2012 te bereiken. De roep om de 'bio'brandstoffen is er des te groter van geworden.

'Bio'diesel en 'bio'ethanol worden nu immers beschouwd als hét alternatief voor fossiele brandstoffen. Vooral bij ons zouden zij onze auto’s, vrachtwagens, moto’s en brommers "klimaatvriendelijker” moeten maken om op die manier ons geweten weer wat te sussen.

In Europa, de Verenigde Staten, Brazilië en Azië worden miljarden geïnvesteerd in het kweken en de verwerking van maïs, sojabonen, raapzaad, suikerriet en -bieten, palmolie of tarwe om ethylalcohol en biodiesel voor onze auto’s te produceren.

De brandstofindustrie roept luid dat de toekomst van onze EU-boeren eerder in het kweken van energiegewassen dan voedingsgewassen ligt, waarvan de prijzen dan nog dalen. "Onze boeren zijn de oliesjeiks van morgen", zoals Renata Känast, de Grünen-minister van Consumentenbescherming, Voedsel en Landbouw in de laatste regering van Schröder, het ooit stelde.

Maar vandaag al is de Europese productie ontoereikend om aan de binnenlandse vraag te voldoen. Iedere dag wordt goedkope palm- en sojaboonolie in enorme vrachtschepen vanuit Zuid-Amerika, Maleisië en Indonesië naar Europa verscheept.

De hoge vlucht van de toenemende vraag naar biobrandstoffen heeft enorme gevolgen voor milieu en mens.

In Brazilië verhinderen zowat 200 massieve suikeraanplantingen en ethylalcoholfabrieken het kweken van rijst, maïs en bonen om de armen te voeden. De Indische overheid publiceerde verleden jaar een paginagrote reclame in de kranten waarin de bioenergiecultuur voorgesteld werd als een "win-win situatie voor onze boeren en onze economie". Vandaag voert India al graangewassen uit naar Europa terwijl er op dat subcontinent meer hongerende mensen zijn dan in Afrika.

De honger naar land voor brandstofaanplantingen neemt datzelfde land af van kleine boeren in ontwikkelingslanden en vernietigt er de traditionele cultuur en eigendomsstructuren.

Sawit Watch, een Indonesisch netwerk van lokale organisaties dat zich verzet tegen het verlies van land en bestaansmogelijkheden aan grootschalige oliepalmplantages, bracht verleden jaar een bezoek aan het Europees Parlement en vertelde er over de strijd om het land en over de verarming van de plaatselijke kleine boeren. Zij worden er verdreven van hun leefruimte - vaak bossen - om plaats te maken voor de cultuur van palmolie. Sinds 1999 is het gebied bestemd voor de cultuur van de oliepalm in Indonesië uitgebreid van drie naar vijf miljoen hectaren. De kleine boeren en landeigenaars die er woonden migreren naar krottenwijken aan de rand van de grootstad en kunnen er alleen in hun levensonderhoud voorzien in de informele sector. Het alternatief voor hen die achterblijven is als seizoenarbeiders 12 tot 14 uren per dag hard werken op de plantages. Dat is de enige reden waarom palmolie zo goedkoop is.

Onlangs hebben in Nairobi de regeringen gedebateerd over de toekomst van het Kyoto Protocol en over de te nemen maatregelen om de impact van de klimaatverandering te voorkomen. Maar tot nog toe hebben zij één van de grootse bronnen van CO²-uitstoot veronachtzaamd: de vernietiging van drasland en bossen in ontwikkelingslanden. De jaarlijkse emissie door de continue turf- en bosbranden zijn vijf keer hoger dan de jaarlijkse emissieverminderingen die volgens het Kyoto-protocol moeten gehaald worden tegen 2012.

De impact is ook tragisch voor het milieu. De gronden raken uitgeput door de, vaak door onze banken meegefinancierde, monocultuur. Pesticiden en meststoffen vergiftigen het grondwater. Dat reeds schaarse water wordt dan nog gebruikt voor de groei van gewassen voor de uitvoer. De ASEAN riep daarover in 2006 een crisiszitting bijeen.

Zware smog die in oktober 2006 de hemel van Indonesië en de buurlanden wekenlang verduisterde, leidde tot politieke spanningen in het gebied. De Indonesische president Yudhoyono diende zich bij zijn buurlanden te verontschuldigen voor de luchtvervuiling. De smog was veroorzaakt door massale verbranding van tropisch bos om land te winnen voor de oliepalm- en sojabooncultuur.

Nog een gevolg is het dramatische decimeren van de biodiversiteit. Indonesië offert haar tropische bossen op voor duizenden vierkante kilometers monocultuur "industrieel bos". Het land stoot nu, dank zij de palmolieplantages, na de Verenigde Staten en China het meeste broeikasgassen uit. In Sumatra en Borneo, vernietigt de landontruiming de resten van de habitat van bedreigde diersoorten zoals orangoetans, bosolifanten en tijgers. Maar ook in Brazilië is het niet anders: er worden miljoenen hectaren regenwoud ontruimd voor sojaboon- en suikerrietcultuur.

Vorig jaar nog, probeerde de Braziliaanse milieuorganisatie Fuconams om de aandacht op deze verwoestingen te vestigen. Bij een demonstratie in de federale staat van Mato Grosso do Sul in november 2005 stak Fuconams-voorzitter Anselmo De Barras zichzelf in een wanhoopsdaad in brand. De beelden haalden zelfs ons televisienieuws niet.

De versnelde cultuur van biobrandstoffen baant de weg voor de gevaarlijke concurrentie tussen de wereld van de ruwweg 800 miljoen autoeigenaars en de twee miljard mensen die onder de armoedegrens leven. Wij moeten absoluut onze mobiliteitspatronen veranderen. Doen we dat niet dan zullen we moeten leven met het besef dat we het voedsel van de minstbedeelden stelen om onze auto’s, vrachtwagens, moto’s en brommers te kunnen voeden.

We zijn voorwaar goed bezig…

Een propere auto ? Niets nieuws onder de zon

September 2007. Autosalon van Frankfurt.

Plots was ik er gerust in. Ik keek Ludo, mijn collega, aan en zei: “Wat zouden we ons zorgen maken over het milieu en de opwarming van de aarde in het bijzonder? Als je hier rondkijkt en gelooft wat je allemaal te zien krijgt is er immers niets aan de hand. Dank zij de inspanningen van de automobielindustrie is dat gat in de ozonlaag binnen dit en een paar maanden gedicht. We hebben dan ‘s winters weer winters en zomers in de zomer”.

Het was dan ook opmerkelijk, je moest er als koper echt je best doen om geen 'groene' 'zuivere', kortom milieuvriendelijke wagen aan te kopen!

Binnenkort, in januari, wordt die oefening bij ons op het Brusselse autosalon dunnetjes (Brussel is naast Frankfurt een ‘klein’ salon) overgedaan. Op de ring rond Brussel zullen bezoekers in uitlaatgassen brakende files aanschuiven, hun auto trachten kwijt te raken op één van de gigantische parkings, opnieuw files vormen aan de kassa’s, een van de dure entreetickets bemachtigen en uiteindelijk al dat wondermooie blik in ogenschouw nemen en de kans krijgen ‘hun’ eigen nieuwe eco-wagen uit te kiezen.

Vreemd. Nu ja, niets is des mensen vreemd en zeker niet wanneer het gaat om zijn vrijheid (= auto). Andere vrijheden worden zonder teveel morren opgegeven maar de auto…

De auto-industrie speelt daar handig op in met zijn green, eco en andere clean modellen. Ondertussen worden er ver van de spots heuse gevechten geleverd om vooral het milieu niet de overhand te laten krijgen op het eigenbelang.

Niets nieuws onder de zon

En toch, weinigen realiseren zich vandaag dat de oplossingen waar de autoindustrie zich nu op toespitst al tientallen jaren geleden, zeg maar meer dan 100 jaar geleden, gekend waren.

Vanaf 1880 werden immers al succesvolle elektrische auto’s commerciëel gebouwd. Ze waren enkele jaren in een bikkelharde interne concurrentiestrijd gewikkeld met auto’s aangedreven door stoom of verbrandingsmotoren. De elektrische auto kende zijn hoogtepunt rond 1913. Bij zijn piek, waren er meer dan zevenentwintig constructeurs van elektrische voertuigen. Nochtans, er vielen toen een aantal dingen samen die het einde van de elektrische auto voorspelden en die maakten dat rond 1915 de verbrandingsmotoren uiteindelijk het pleit wonnen.

De superieure technologie behoorde zeker niet tot de factoren die meespeelden. Integendeel, elektrische voertuigen waren veel betrouwbaarder en geschikter. Het probleem van de elektrische motor lag eerder in het feit dat verschillende mensen en bedrijven tegelijkertijd de oplossingen bezaten om te kunnen concurreren met de verbrandingmotor maar er niet in slaagden om te begrijpen dat zonder samenwerking hun dagen geteld waren.

Veel van de oplossinghouders hadden monopolies in hun hoofd. Anderen dachten niet aan een tijd dat voertuigen veel sneller dan paarden of langere periodes zouden reizen en een laatste categorie kon zich niet inbeelden dat mensen ooit over een eigen vervoermiddel zouden bezitten.

In die dagen hadden immers alleen mensen op de buiten en rijken hun eigen paarden. De anderen deden beroep op ‘dienststalling’. ‘Dienststalling’ was een combinatie van wat wij nu zouden noemen parking en rent-a-car. Een plaats waar je je paarden voor een prijs kon ‘parkeren’, waar ze verzorgd en gevoed werden tot je ze nog eens nodig had. Als je zelf geen paarden had kon je er huren wat beschikbaar was(1).

Het element dat het meest aangehaald wordt om het einde van de elektrische voertuigen in te luiden is, ironisch genoeg, de introductie van de elektrische starter. Vanaf dat ogenblik kon je je auto starten vanachter het stuur en diende je die niet meer, in weer en wind vooraan kromgeboegen, aan te zwengelen.
Een tweede element dat meespeelde was de groei van de interesse voor lange reizen over de weg. Elektrische voertuigen waren zwaar en hadden de neiging om, vooral bij regendagen, vast te lopen in de modder op de toen ongeplaveide wegen. Bovendien hadden ze een korte actieradius en moesten de batterijen regelmatig opgeladen worden.
Hier kwam de derde factor in het spel, de verspreiding van benzinestations.

Vermits in die tijd vele huizen nog geen elektriciteit hadden ontbrak ook vaak de capaciteit om de batterijen thuis op te laden. Bovendien was, bij het begin de 20ste eeuw, het gebrek aan elektriciteitsnormen ook al niet bijzonder gunstig. Sommige bedrijven gebruikten 110V, anderen 220V, enz… Probeer op een langere trip dan maar eens je batterijen opgeladen te krijgen…

Benzine echter had het voordeel dat het gemakkelijk was een voorraad aan boord op te slaan en, met de verspreiding van de tankstations, moest je zelfs je eigen voorraad niet meer meenemen. Uiteindelijk werden op dat ogenblik de voordelen van het gemak belangrijker dan de nadelen zoals roetwolken en lawaai. Over uitlaatemissies werd toen nog niet gesproken.

Ondanks de ieder jaar op elk autosalon aangekondigde wereldpremières is die auto over de laatste 80 jaar niet eens veel veranderd. Vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1919 tot het begin van 1930 werd de auto ontwikkeld zoals we hem nu meestal nog kennen: een voorinliggende verbrandingsmotor op basis van petroleum in een gesloten koetswerk. Tegen 1930 waren ze sterk ingeburgerd en de productie lag toen, ondanks de Grote Depressie, zeer hoog(2). De nu zo populaire dieselmotor(3) wordt pas in 1936, in een productieauto, de Mercedes-Benz 260D, aangeboden. Voordien, vanaf 1923 werd hij al in vrachtwagens ingebouwd.

Maar hoewel de alternatieven van de verbrandingsmotor grotendeels uit de markt werden gedrukt, deden zij bij zeer belangrijke periodes van de 20ste eeuw weer hun intrede.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld, genoten de elektrische voertuigen van een hernieuwde populariteit ten gevolge van de olietekorten. In 1943, ontwierp Peugeot zijn VLV (Voiture Légère De Ville of lichte stadsauto), een elektrische 3-wieler. Voertuigen op gas boden een andere oplossing voor de brandstofbeperkingen. Dus werden conventionele motoren aangepast om op gas, verkregen door pyrolyse(4) van hout, te draaien.

De olieschokken van de jaren '70 geven nieuwe legitimiteit aan onderzoek naar alternatieve energieën. De eerste “Dag van de Aarde” wordt georganiseerd en de milieubeweging vergroot zijn invloed en uit zijn bezorgdheid over de globale achteruitgang van het milieu. De combinatie van deze twee elementen zorgt ervoor dat uitstootnormen worden vastgelegd en de zuinigheid van een auto vanaf dat ogenblik een belangrijk verkoopsargument wordt(5).

Is er toekomst voor een ‘andere’ auto?

Ondanks die oliecrisis wordt het er niet gemakkelijker op voor de alternatieven. De petroleummaatschappijen en de constructeurs willen de kip met de gouden eieren niet slachten en zijn zeer terughoudend in het onderzoek, en zeker ontwikkeling, van alternatieven. Autosalons dienen als vitrine om aan te tonen dat de constructeurs wel goed bezig zijn. In 1973 bijvoorbeeld wordt de Volkswagen Taxi op nagenoeg alle autosalons in Europa en Noord-Amerika rondgezeuld en in 1979 al brengt BMW het eerste prototype van een uitstootvrije op waterstof aangedreven voertuig uit.

In 1989 werd de eerste ‘moderne’ hybride auto op de markt gebracht. Het was geen Japanse maar een Europese wagen. De Audi Duo was gebaseerd op een bestaand model, de Audi 100, en werd aangedreven door een benzinemotor en een elektrische motor. De bedoeling was een auto te bouwen die op de benzinemotor kon rijden buiten de bebouwde kom en op elektriciteit in de stad. De chauffeur kon zelf bepalen op welke motor hij beroep deed. De auto werd in productie genomen maar was geen commerciëel succes, er werden naar het schijnt maar een tiental stuks van gebouwd. Hij werd dan ook snel afgevoerd. Vanaf dat ogenblik gingen de Europese constructeurs zich concentreren op onderzoek en ontwikkeling van dieselmotoren.

Aan de andere kant van de wereld, in de Verenigde Staten, Californië meer bepaald, werden vanaf 1997 een aantal elektrische auto’s van grote constructeurs – o.a. de Honda EVPlus, de EV1 en de S-10 pickup van General Motors, een Ford Ranger pickup en de Toyota RAV4 EV - geïntroduceerd. Ondanks het enthousiasme van de eerste kopers, werden er niet meer dan een paar honderd chauffeurs bereid gevonden er een aan te schaffen. Op een periode van een aantal jaren werden de zuiver elektrische voertuigprogramma’s er dan ook afgevoerd.

In 1997 deed zich in Japan dan weer een kentering voor met de introductie van de Toyota Prius, twee jaar vóór zijn oorspronkelijke lanceringsdatum, en voorafgaand aan de Conferentie van Kyoto in december van datzelfde jaar. De opmars van de hybride voertuigen, vooral in Japan en de Verenigde Staten, was begonnen.

In Europa wordt de Prius op het autosalon van januari 2000 in Brussel geïntroduceerd maar het duurt nog tot in september voor de eerste prijzen voor Europa worden vrijgegeven. Sindsdien hebben in Europa enkel Japanse constructeurs, Honda en Lexus (een Toyota-dochter) de rangen van de hybride voertuigen vervoegd.

De ingenieurs zitten volgens de constructeurs echter niet stil. 80 jaar telaat experimenteren ze nu allen in samenwerkingsverbanden op zoek naar alternatieven voor de kip met het gouden ei. Met 'bio'brandstoffen, met electrische/hybride motoren, met op zonneënergie aangedreven voertuigen. Maar ook met de waterstofmotor. BMW toert, sinds de introductie ervan in Berlijn in mei 2000, de wereld rond met zijn hybride benzine-waterstof 750hL model. Het wil een netwerk van waterstoftankstations opzetten in Europa en ziet tegen 2010 al de eerste duizenden door waterstof aangedreven voertuigen op de weg.

Vergeten we ook niet de introductie van de Tesla Roadster, een elektrische sportwagen die sneller optrekt dan een Porsche of Ferrari en sinds dit jaar te koop is in Californië.
En tenslotte zal ook een Franse constructeur de Astrolab, een door zonne-energie aangedreven tweezitter op de markt brengen in 2008.

Hoe mooi de toekomst ons blijkbaar ook toelacht, we zijn nu blijkbaar aanbeland in de laatste fase voor de weiden weer groen, de zeeën weer proper en de hemel weer opgeklaard geraken. De fase van de 'hit van de dag': dat wat door constructeurs en politici gepromoot wordt onder de noemer 'bio'brandstof, 'bio'diesel, 'bio'ethanol,… Toegegeven, 'bio' klinkt zo zuiver, zo proper... maar toch noem ik ze liever de necrobrandstoffen. Lees in een volgend artikel waarom.



Voetnoten

(1) Het stallingsconcept werd in 1897 overgenomen door een enorm bedrijf, het EVC (Electric Vehicle Company), dat in Londen, Parijs en diverse Amerikaanse steden bedrijvig was. Het hoopte de autoindustrie te monopoliseren en nooit één enkel voertuig te verkopen. Dit concept werd echter slecht uitgevoerd met slechte producten, slechte dienstverlening en onder slecht beheer.

(2) Het duurde nog tot in de jaren 50 voor men de autoproductie van het einde van de jaren 30 overtrof.

(3) Opmerkelijk is dar de eerste dieselmotor in 1897, door Otto Diesel uitgevonden, al een biodiesel was, hij draaide namelijk op pindaolie!

(4) Pyrolyse, ook wel droge destillatie genoemd, is een proces waarbij materiaal wordt ontleed door het te verhitten zonder dat er zuurstof bij kan komen. Tussen 1940 en 1941, ontwikkelde Citroën dit type van motor voor de Tractio Avant en Type 45 G.

(5) Om hun energierekeningen te verminderen, werden sommige landen zelfs pioniers. Één voorbeeld is Brazilië en met zijn Proalcool-plan, dat in 1975 wordt gelanceerd, waarbij het gebruik van suikerrietethylalcohol als brandstof wordt bevorderd.

maandag 19 november 2007

De privatisering van de Duitse Spoorwegen is een halt toegeroepen!

Gisteren goed nieuws ontvangen vanuit Duitsland. Het lijkt er immers op dat de privatisering van de Duitse spoorwegen die de regering wilde doorvoeren voorlopig niet doorgaat.

De eerste overwinning van de coalitie tegen de privatisering van het spoor mag vergeleken worden met het succes van het NON in Frankrijk toen zij in 2005 NON zegden in het referendum tegen de neoliberale EU-grondwet. Maar net zoals de neoliberalen nu de EU-grondwet terug op de sporen zetten onder de noemer van een “EU-Verdrag” zullen ze in Duitsland natuurlijk blijven ijveren voor de privatisering van de Duitse Spoorwegen.

Ook vandaag, op maandag 19 november 2007, zal de ETUC (European Trade Union Confederation) een petitie met meer dan een half miljoen handtekeningen voorleggen aan de Voorzitter van de Europese Commissie Barosso. De Petitie roept op voor een Europese richtlijn voor het behoud van kwaliteitsvolle en toegankelijke publieke diensten van algemeen belang. Je vindt hier de petitie die trouwens nog steeds ondertekend kan worden.

Een coalitie van vakbonden, sociale bewegingen en experten op gebied van openbaar vervoer zijn er onder de impuls van Attac Duitsland in geslaagd het project van privatisering van de Duitse Spoorwegen een halt toe te roepen. Het is de eerste grote overwinning van de civiele maatschappij tegen de neoliberale projecten van de grote coalitie binnen de Duitse regering. Na de G8 in juni heeft Attac Duitsland zijn krachten gebundeld in de campagne tegen de privatisering. Terwijl de nationale campagne geleid werd door een brede coalitie van o.a. de vakbond van de openbare diensten 'Ver.di', 'Friends of the Earth' en vele anderen werd de activiteit aan de basis vooral gedragen door de lokale Attac-kernen. Het coördinatiecentrum van de campagne vond ook onderdak in de lokalen van Attac Frankfurt.

Onder de druk van verschillende nationale actiedagen, de gecoördineerde druk op de parlementsleden (in het bijzonder op de sociaal-democraten en conservatieven die in de regering zitten) werden de interne contradicties binnen de grote coalitie zo belangrijk dat het project nu in een politieke impasse beland is. Er is geen garantie dat de privatisering niet doorgaat maar alles wijst erop. Alle informatie over de kampanje is trouwens te vinden op de speciale internetsite die opgezet is om de kampange naar een groot publiek te ondersteunen.

Vermits de grote coalitie van een comfortabele tweederde meerderheid in zowel Kamer als Senaat genoot was de overwinning enkel mogelijk door:

(1) het overtuigen van verschillende vakbonden en lokale en regionale afdelingen van de SPD om zich bij de campagne aan te sluiten. De politiek corrupte vakbond van de Duitse spoorwegen is onder druk gezet door een interne oppositiegroep en door de concurrerende vakbond Ver.di die zich aangesloten heeft bij de campagne. Net voor de SPD-conferentie in oktober hebben de groep van jongsocialisten (Jusos) en de grootste Duitse vakbond IG-Metall de anti-privatiseringscampagne vervoegd. De sociaal-democraten willen, onder druk van de nieuwe linkse partij «Die Linke», hun imago van beschermers van de sociale rechtvaardigheid oppoetsen. Zij waren dus de zwakste schakel van de neoliberale coalitie. De SPD-gedelegeerden hebben voorwaarden voor de privatisering gestemd die onaanvaardbaar waren voor de conservatieven. Dit heeft geleid tot een impasse voor die privatisering.

(2) de verdeeldheid binnen de coalitie over de manier waarop de spoorwegen moesten geprivatiseerd worden.

Toch heeft de algemene vergadering van Attac Duitsland dit weekend besloten de campagne aan te houden voor het geval de privatisering terug op tafel zou komen.

zaterdag 17 november 2007

Sarkozy zelf zegt het


Volgens het Engelse rechste dagblad "The Telegraph" heeft Sarkozy, de Franse president, in Straatsburg (uiteraard achter gesloten deuren) toegegeven dat de Europese regeringen een referendum over het Europese verdrag niet kunnen winnen. "Vandaag zou een referendum Europa in gevaar brengen. Er zal geen Verdrag zijn als er in Frankrijk een referendum wordt gehouden dat gevolgd wordt door een referendum in Groot-Brittanië", stelde hij.

Volgens "The Telegraph" moet er niet naar andere redenen gezocht worden voor de onwil van de regeringen om referenda te organiseren en liever te kiezen voor een parlementaire goedkeuring. "Hetzelfde (een negatieve uitslag zoals in Frankrijk in 2005, nvdr) zal in alle lidstaten gebeuren als er een referendum georganiseerd werd", voegde hij er nog aan toe.

Wat een geluk dat we in een democratie leven.

Het Belgische constitutionele recht is van een onverwachte soepelheid...

Binnenkort, op 13 december om precies te zijn, wordt het nieuwe Europese Verdrag in Lissabon getekend. We gaan het nu niet hebben over het feit dat de ondertekenaars eerste even naar Lissabon vliegen voor de ondertekening om daarna elk in hun eigen vliegtuig (één per land) naar Brussel vliegen om diezelfde dag verder te babbelen. Waarschijnlijk kwestie van de CO2-uitstoot niet te bruusk te verminderen.

Wij zitten, dank zij de verantwoorde houding van onze politici, nu reeds 160 dagen opgezadeld met een "regering van lopende zaken". Voorlopig laat niets uitschijnen dat die binnen een maand al ingeruild is voor een echte, authentieke en nieuwe oranje-blauwe (of desnoods anders-gekleurde) regering.

De vragen zijn dan ook: kan een "regering van lopende zaken" dat verdrag tekenen in december? Is zo'n verdrag tekenen een "lopende zaak"? Semantisch gezien moet een "lopende zaak" toch iets zijn dat, dacht ik, toch al bestaat (in het geval van dit verdrag 'in voege' zijn)? En dat verdrag bestaat toch nog niet (is nog niet in voege)?

Volgens commissievoorzitter José Manuel Barroso is er geen vuiltje aan de lucht: "België beschikt over een regering. De bekwaamheid van België om te handelen in het internationale publiek recht en het communautaire recht staat niet ter discussie", zo verklaarde de zegsman. Barrosso is, zoals iedereen genoegzaam weet, een grote specialist van de Belgische grondwet

Zou het niet absurd zijn dat een "regering van lopende zaken" die geen begroting kan opstellen, geen nieuwe wetten kan voorstellen en geen nieuwe initiatieven kan ondernemen wel, zonder problemen, een zodanig fundamentele zaak kan doen als het tekenen van een Europees verdrag?
Blijkbaar niet want het zal gebeuren.

Vooreerst omdat uw mening dienaangaande niet gevraagd wordt en er dus weinig toe doet. Ten tweede omdat er geen enkele politieke partij tegen het verdrag gekant is en er dan ook geen enkele dwars zal liggen als het getekend wordt. En tenslotte omdat er al een precedent is. Het was immers ook een Belgische "regering van lopende zaken" die de onderhandelingen over het "Verdrag van Maastricht" in december 1991 had gefinaliseerd en overgegaan is tot de ondertekening ervan in februari 1992.

Blijkbaar is, tenzij het over communautaire zaken gaat, het Belgische constitutionele recht van een onverwachte soepelheid...

zaterdag 3 november 2007

Nieuwe IMF-directeur zal geen belastingen betalen


Dominique Strauss-Kahn was ooit een Frans socialistisch boegbeeld. Verleden jaar nog presidentskandidaat binnen zijn partij maar uiteindelijk moest hij de duimen leggen voor Ségoléne Royal. Na de verkiezingen die, zoals iedereen weet, gewonnen werden door Nicolas Sarkozy, le petit Napoléon, moest hij niet lang nadenken over het voorstel van deze laatste: IMF-baas worden.

Mocht het lukken, het zou beiden goed uitkomen: Sarkozy was een belangrijke tegenstander kwijt die zijn beleid niet onder vuur kon nemen en Strauss-Kahn kreeg een mooi alternatief in de plaats van jaren oppositie voeren tegen de regering en de machtstrijd binnen de Socialistische partij vermijden.

Binnen de kortste tijd waren de 27 landen van de EU het akkoord over die kandidatuur. Op die manier werd er ook niet te lang stil gestaan bij de kritiek op de ongeschreven regel dat de leiding over het IMF altijd een Europeaan toekomt (in ruil voor het voorzitterschap van de Wereldbank voor een Amerikaan). Een dure campagne op het thema van 'de hervorming' van het IMF en haar steun aan de arme landen leidde hem de hele wereld rond. Een verassingsoptreden van een andere kandidaat, de door Rusland voorgestelde Tsjech Jozef Tosovsky, die uiteraard geen enkel kans maakte, had het voordeel dat het het hele gebeuren een democratisch tintje verschafte. Uiteindelijk was het dan zo ver, Dominique Strauss-Kahn werd op 28 september met éénparigheid van stemmen verkozen tot de nieuwe algemeen directeur van het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

Eén van zijn eerste opdrachten is nu snoeien in de uitgaven om de instelling opnieuw in financieel evenwicht te krijgen. Er is geen twijfel aan dat de instelling een geloofwaardigheidscrisis doormaakt. De landen van het Zuiden willen liefst geen beroep meer doen op een instelling die hen opzadelt met een brutale toezichthouder die zijn regels komt opleggen. Een aantal onder hen, waaronder Indonesë, Brazilië en Argentinië hebben hun schulden trouwens vroeger terugbetaald om van de voogdij verlost te zijn. Momenteel wordt het IMF in zijn bestaan bedreigd omdat het er niet meer in slaagt zijn werkingskosten te dekken.

De aangekondigde 'noodzakelijke hervorming' gaat dan ook louter over het waarborgen van zijn voortbestaan en de tegenstand te neutraliseren. Het gaat zeker niet om een democratische verandering in te leiden die het belang van de armsten als doelstelling heeft.

Nochtans zou het tijd zijn om rekenschap af te leggen.

Sinds zijn ontstaan, in 1945, met de Belg Camille Gutt als eerste algemeen directeur, legt het IMF dwingende economische regels op aan landen 'in ontwikkeling', die enkel de belangen van de rijke schuldeisers en de multinationals dienen. Dat daarvoor steun moet verleend worden aan racistische regeringen zoals het Apartheidregime van Zuid-Afrika en dictators als Pinochet in Chili, Suharto in Indonesië, Mobutu in Zaïre, Videla in Argentinië, de Shah van Iran en Marcos op de Filippijnen kon geen bezwaar zijn. Nu nog mogen Nimeiry/al-Mahdi in Soedan en Déby in Tsjaad op steun rekenen.

Vanaf de schuldcrisis van het begin van de jaren '80, legt het IMF een batterij programma's voor structuurwijziging op die dramatische gevolgen hebben voor de getroffen volkeren van het Zuiden: drastische vermindering van sociale maatregelen, minder subsidies voor levensnoodzakelijke produkten, opengooien van de markten en daardoor de eigen kleine producenten in concurentie brengen met multinationals, produceren voor de export en afbraak van het principe van voedselsoevereiniteit, massieve privatiseringen, belastingshervormingen die de ongelijkheid vergroten,...

Geen enkele instelling kan zich boven internationale teksten en verdragen plaatsen en nochtans kent het IMF zich, door zijn statuten, een totale juridische onschendbaarheid toe. Elke hervorming van het IMF zal zonder het akkoord van de Verenigde Staten, dat een blokkeringsminderheid heeft, niet mogelijk zijn. Elk hervorming die een wijziging van de krachtverhoudingen inhoudt zal door de vertegenwoordigers van de grote schuldeisers geblokkeerd worden. Deze elementen maken elke aanvaardbare verandering van het interne beleid van het IMF onmogelijk. Het IMF heeft blijk gegeven van zijn onvermogen om bij te dragen tot een aanvaardbare menselijke ontwikkeling. Het is verder blijkbaar ook onmogelijk om te eisen dat het rekenschap aflegt voor zijn daden sinds zijn ontstaan. De conclusie kan dus alleen maar zijn dat het IMF afgeschaft wordt en vervangen door een transparante en democratische instelling gericht op het garanderen van de fundamentele rechten van alle volkeren. Mogen we nog een beetje dromen?

Ligt de nieuwe algemeen directeur daarvan wakker? Ik zou het niet weten maar de 'hervorming' die zal doorgevoerd worden zal 'structureel' zijn. Dit wil meestal zeggen dat er banen sneuvelen. Hoeveel kon Strauss-Kahn nog niet zeggen. "Er is nog niets beslist", verklaarde hij op vrijdag op een persontmoeting. Feit is dat het IMF 2.691 werknemers telt en een werkingsuitgaven van ongeveer zowat 1 miljard dollar per jaar.

Een hervorming die de geloofwaardigheid ten goede zou kunnen komen, en wat ook niet meer dan rechtvaardig zou zijn, is dat de medewerkers belastingen moeten gaan betalen op hun loon. Een perverse regel voor grote instellingen zoals de Wereldbank en het IMF stelt immers haar werknemers vrij van het betalen van belastingen. Zo zal Dominique Strauss-Kahn een belastingvrij jaarsalaris van 420.930 dollar opstrijken. Vermits dat blijkbaar te weinig is om rond te komen zal hij, ex-minister van Financiën, daarnaast nog een jaarlijkse dotatie van 75.350 dollar, plus onkosten ontvangen.

Dit artikel is een bewerking van een perscommuniqué van het CADTM met eigen aanvulling.

dinsdag 30 oktober 2007

De negatieve balans van ethanol



In Iowa, de Verenigde Staten ligt een moderne ethanolfabriek. Ze verbruikt 450.000 ton maïs om 190 miljoen liters ethanol te produceren. Het ongelooflijke is dat ze hiervoor alle dagen 300 ton steenkool verbruikt die van ver weg per vrachtwagen worden aangevoerd. De Co² van de vrachtwagens en de verbrande steenkool die daarbij vrijkomt wordt gewoon de lucht ingeblazen. Daar moet ik toch even van hoesten!

Vooral het feit dat er zich in de Verenigde Staten nog zo'n 200 centrales van dit soort aan de horizon profileren. Steenkool is wel niet schoon maar gas is zo duur mijnheer! Een brandstofalternatief dat sommige van die ethanolfabrieken overwegen is hout. Praktisch als ze zijn moeten de Amerikanen gedacht hebben dat vermits de bossen toch van de droogte afbranden ze ze evengoed kunnen opstoken in de ethanolfabrieken. Het heeft dan toch nog enig nut. Het probleem is helaas ook dat die bossen vaak ook al op duizenden kilometers van de fabrieken liggen.

Een (voorlopige) balans van de centrale van Goldfield in Iowa geeft ons volgend beeld: om 1 liter ethanol te produceren gebruikt men 2,37 kilo maïs, 500 gram steenkool en 4 liter water.

Professor Pimentel, van de Universiteit van Cornell (Ithaca, New York) heeft reeds jaren geleden een artikel in de "Encyclopedia of Physical Sciences and Technology" dat de fundamentele energiebalans voor de productie van ethanol compleet negatief is. De produktie van maïs heeft immers natuurlijk reële kosten (zaad, pesticides, werk,...). We hebben het hier dan nog niet over de afschrijving van de landbouwmachinerie die nooit in rekening worden gebracht want de balans zou te beschamend zijn. Kortom volgens Professor Pimentel warmt plantaardige brandstof de planeet meer op dan benzine!

Hij stelt ook nog dat om ethanol te gaan gebruiken als een alternatief voor benzine en alle auto's in de VS erop laten rijden, er op 97 percent van de VS maïs moet worden aangeplant.

maandag 8 oktober 2007

Studie van de EU over introductie van waterstofvoertuigen

De Europese Unie heeft een studie laten uitvoeren in de EU-27 lidstaten naar de gevolgen van verschillende beleidsopties in verband met de mogelijkheden voor deintroductie van waterstof als brandstof voor voertuigen.

Nogal voorspelbaar werden drie verschillende opties onderzocht:
  • Optie 1 was 'geen beleidsverandering' in de huidige situatie. Momenteel is er noch een Europese wetgeving voor een typegoedkeuring noch uitvoeringsbesluiten op het niveau van de lidstaten.
  • Optie 2: `een wetgeving op het niveau van de EU'. De EU zou geharmoniseerde bepalingen opstellen om de veiligheid van waterstofvoertuigen te verzekeren.
  • Optie 3, tenslotte zou ‘een wetgeving op het niveau van de lidstaten’ impliceren.

    En uiteraard toonde het resultaat, eveneens voorspelbaar, aan dat optie 2 de voordeligste aanpak is. Het zou minder kosten meebrengen voor de industrie dan via optie 3 (geeuw!) en meer milieuvoordelen dan indien voor optie 3 wordt gekozen (geeuw, geeuw!!). Veiligheidsnormen zouden dan ook belangrijker en uniform zijn over de 27 lidstaten heen dan onder optie 1 of 3.

    Dat lijkt mij nu ook allemaal vanzelfsprekend. Waarom is die EU er onder andere anders gekomen dan om uniforme normen te helpen bewerkstelligen zodat de industrie minder kosten zou hebben?

    Enfin, neem het maar eens door.
    Er zijn best veel interessante zaken in het rapport te vinden. Een tweetal foto's van brandende voertuigen, de ene aangedreven door waterstof, de andere door benzine, overtuigt meer dan moest ik het hier allemaal uitleggen.

    Wat zie je erop:

    De waterstofauto staat links, de benzineauto rechts. De foto komt uit een video waarin de branden opzettelijk aangestoken werden. Op het tijdstip van deze foto (60 seconden na ontsteking), is de waterstofvlam kleiner beginnen worden terwijl de benzinebrand intensifiëert. Na 100 seconden was de brand van de waterstofauto gedoofd en de binnenkant van de auto onbeschadigd (de maximumtemperatuur aan de binnenkant van de achtervenster was slechts 19,5° C!) De benzineauto bleef nog verscheidene minuten branden en werd volledig vernietigd.

    Het hele rapport vind je hier.
  • dinsdag 7 augustus 2007

    President Rafael Correa van Ecuador: voor Ecuador zijn er geen illegale menselijke wezens

    President Rafael Correa richtte zich, op 4 augustus 2007, in een toespraak in San Gabriel, in de provincie Carchi, in het noorden van Ecuador tegen de grens met Colombia, tot het Belgische volk:

    "Voor Ecuador zijn er geen illegale menselijke wezens. Belgen zullen welkom zijn in Ecuador als zij zich in een moeilijke situatie bevinden. Ik doe een oproep om een vaderland op te bouwen waar niemand verplicht zal worden om te vertrekken, op zoek naar een beter lot.

    Hoe jammer is het dat België deze misbruiken heeft begaan. Mochten President Chávez, Evo Morales, Fidel Castro, of diegene die nu het woord tot U richt, een buitenlandse moeder en haar dochter van 11 jaar gedurende drie dagen in de gevangenis hebben gezet, zou men overal zeggen: dictators, bloeddorstigen, barbaren... België heeft onze landgenote Ana Cajamara en haar dochter Angélica van 11 jaar gedurende een maand in de gevangenis gezet. Wat een grofheid!

    Ik zou aan België, aan dit Belgische volk waar ik zoveel van hou - mijn echtgenote is van daar en mijn kinderen hebben de dubbele nationaliteit, ik beschouwt België als mijn tweede vaderland - willen zeggen aan die minister die heeft gezegd dat als de Ecuadorianen zo slecht werden behandeld in België, waarom zij er dan allen willen blijven; aan iedereen zou ik willen zeggen dat ik hoop dat er nooit een dag zal zijn dat, na alle geweld die de natuur werd aangedaan, zij zure regen of een natuurramp ondergaan die hen zal verplichten om te vertrekken.

    In alle gevallen, als op een dag, U, de Belgische vrienden, zich verplicht voelen om Uw eigen vaderland te verlaten, hebt U de garantie dat U hier, in Ecuador, als broeders zult ontvangen worden, omdat wij van mening zijn dat er geen illegale menselijke wezens zijn en wij zullen U met open armen ontvangen."

    President Rafael Correa, San Gabriel, Carchi, Ecuador 4 augustus 2007




    San Gabriel, 4/07/2007.- El Presidente de la República, Rafael Correa, lamentó hoy la reclusión durante un mes en Bélgica de la ecuatoriana Ana Cajamarca y su hija Angélica, de 11 años de edad, y afirmó que si los ciudadanos belgas se ven obligados algún día a tener que abandonar su patria, será recibidos en el Ecuador "con los brazos abiertos" porque el Gobierno considera que "no hay seres humanos ilegales".

    El Jefe del Estado, durante la cadena radial de los sábados, calificó como "barbaridad" la actuación de las autoridades belgas en este caso y realizó un llamado para que ningún ecuatoriano o ecuatoriana tenga que marcharse del país.

    "Apúremonos y venzamos el 30 de septiembre para construir una patria donde nadie más tenga que salir y los que un día salieron puedan regresar, para evitar estas humillaciones de nuestros compatriotas en el extranjero", afirmó.

    El Mandatario también manifestó que uan intervención como la belga hubiera suscitado un grave escándalo internacional si se hubiera registrado en América del Sur.

    "Qué pena que Bélgica haya cometido estos abusos. Si el Presidente Chávez, si Evo Morales, si Fidel Castro, si quien les habla, metemos tres días presa a una madre extranjera con su hija de 11 años nos dirían de todo: dictadores, sanguinarios, cavernícolas... Bélgica metió un mes presa a nuestra compañera Ana Cajamarca y a su hija Angélica de 11 años. Qué barbaridad".

    "Quiero decirle a Bélgica, ese pueblo belga al que tanto quiero -mi esposa es de allá y mis hijos tienen doble nacionalidad, la considero mi segunda patria-, a este ministro que dijo que, si los ecuatorianos estuvieran tan maltratados en Bélgica por qué todos se quieren quedar, ojalá algún día, por todo el abuso que hayan hecho de su naturaleza, no tengan una lluvia ácida o una catástrofe naturales que los obligue a salir.

    En todo caso, si algún día ustedes, compañeros belgas, se ven obligados a salir de su propia patria tengan la seguridad de que aquí, en Ecuador, serán recibidos como hermanos, porque nosotros consideramos que no hay seres humanos ilegales y siempre tendremos los brazos abiertos".

    http://www.presidencia.gov.ec

    zaterdag 7 april 2007

    Federale portaalsite kostte 63 miljoen

    De huidige federale portaalsite Belgium.be zal de overheid uiteindelijk 63 miljoen euro hebben gekost. Of, voor diegenen die gelijk ik, pas echt onder de indruk zijn als het in Belgische franken van weleer is, meer dan 2,5 miljard frank. Dat antwoordde minister van Werk Peter Vanvelthoven (sp.a) op een parlementaire vraag van Roel Deseyn (CD&V). Dit astronomisch hoge bedrag kwam grotendeels op de rekening van het bedrijf Accenture, dat eind mei 2002 de fel gecontesteerde overheidsopdracht binnenhaalde.

    De gedetailleerde rekening:

    • Het statische portaal : 6.882.000 euro
    • Hard en software: 19.713.000 euro
    • Service support en helpdesk: 10.341.000 euro
    • Analyse en programmering: 19.951.000 euro
    • Verkiezingsresultaten 2003: 863.000 euro
    • Onderhoud: 5.932.000 euro

    Voor het nieuwe portaal, dat er eind dit jaar aankomt, zou de overheid nog maar een fractie neertellen.

    dinsdag 27 maart 2007

    Rijkste twee percent bezit de helft van de wereldrijkdom

    Enkele maanden geleden reeds, in december 2006, verscheen een interessante studie met de titel "A new study on The World Distribution of Household Wealth". Veel ophef is er in België niet over gemaakt, ik herinner mij niet dat, buiten 'Le Soir', onze landelijke pers er hier een regel inkt aan heeft verspild. Nochtans lijkt wat de studie ons vertelt zeer interessant. Het geeft ons een beeld van hoe de verdeling van de rijkdom in de wereld steeds maar schever wordt getrokken. De armen gaan er ondanks Millenium-doelstellingen en andere caritatieve oprispingen niet echt op vooruit.

    De studie baseert zich op cijfers van het jaar 2000 en is een uitgave van het "World Institute for Development Economics Research of the United Nations University" (UNU-WIDER) , een afdeling van de Verenigde Naties met de opdracht multidisciplinair onderzoek te doen naar structurele verschillen die de levensomstandigheden beïnvloeden van de armen op deze wereld. De hele studie kan je samen met vele andere interessante studies (die daarom nog geen zoden aan de dijk lijken te zetten) kan je op de website vinden. Een korte inhoud vind je hieronder.

    De rijkste 2% volwassenen in de wereld bezitten meer dan de helft van globale huishoudbudget van deze zelfde wereld. De uitvoerigste ooit ondernomen studie over persoonlijke rijkdom rapporteert ook dat de rijkste 1% volwassenen samen alleen al 40% van globale activa bezat, en dat de rijkste 10% volwassenen 85% van het wereldtotaal globale activa. In tegenstelling daarop bezat de onderste helt van de volwassenen op de wereldbevolking nauwelijks 1% van de globale rijkdom.

    Het onderzoek vond ook uit dat $2.200 activa bezitten per volwassene een huishouden in de hoogste helft van de distributie van de wereldrijkdom plaatste. Om bij de rijkste 10% van volwassenen in de wereld te zijn dien je $61.000 in activa te bezitten en bezit je meer dan $500.000 dan behoor je onmiddelijk tot de rijkste 1%, een groep die met zijn 37 miljoen leden wereldwijd niet echt een exclusieve club kan genoemd worden.

    De rijkdom is zwaar geconcentreerd in Noord-Amerika, Europa, en enkele landen met hoge inkomens in Azië en de Stille Oceaan. De mensen in deze landen bezitten collectief bijna 90% van de totale wereldrijkdom. Hoewel in Noord-Amerika slechts 6% van de wereldbevolking van volwassen woont, vertegenwoordigt het 34% van huishoudbudget. Europa en de hoge inkomenslanden van Azië en de Stille Oceaan bezitten ook onevenredige hoeveelheden rijkdom. In tegenstelling daaraan is het algemene aandeel van rijkdom dat mensen in Afrika, China, India, en andere lagere inkomenslanden bezitten in Azië aanzienlijk minder dan hun bevolkingsaandeel.

    De concentratie van rijkdom binnen landen variëert beduidend maar is over het algemeen hoog. Het aandeel van de hoogste 10% gaat van rond de 40% in China via 70% in de Verenigde Staten en nog hogere aandelen in andere landen. De ongelijkheid van de rijkdom voor de wereld als geheel is nog hoger. De studie schat dat de globale rijkdom Gini voor volwassenen 89% is. Dezelfde graad van ongelijkheid worden verkregen als één persoon in een groep van tien bij de verdeling van de taart 99% neemt en de andere negen het resterende 1% delen.

    Nog volgens de studie, leven bijna alle alle individuele rijksten van de wereld in Noord-Amerika, Europa, en de rijke landen van Azië en de Stille Oceaan. Het grootste aantal indivuduen van de rijkste 10% van de wereld leven geconcentreerd in slechts een aantal landen. Een kwart ervan is Amerikaan en nog eens 20% is Japans. Deze twee landen komen het sterkst voor onder de rijkste 1% individuen in de wereld, met 37% die in de V.S. en 27% in Japan wonen.

    vrijdag 23 maart 2007

    Car industry flexes its muscles, Commission bows down

    A renewed sense of urgency about fighting the causes of climate change seems to have taken hold of European politics over the last few months. This has resulted in bold, ambitious statements from the European Commission.[1] However, in spite of such rhetoric, in the first major test case for its commitment to seriously tackling CO2 emissions, the Commission bowed to an intensive lobbying campaign by vested interests and watered down its proposals for reducing CO2 emissions from cars. This does not bode well for the Commission’s ability to act in the public interest and take the difficult decisions needed to halt climate change.

    On 7 February 2007, the European Commission agreed on mandatory targets for CO2 emissions from cars. The Commission only proposed a binding target after it had become clear that the car industry was failing to meet targets agreed under a 10 year voluntary agreement on CO2 emissions. Initially, Environment Commissioner Dimas wanted a binding target of 120g/km by 2012, to be achieved through innovations in vehicle technology. But in the end the Commission opted for a much less ambitious target of 130g/km.[2] The final legislative proposal is expected the latest in Spring 2008. This article shows how the watering down and postponement of EU measures to curb passenger car CO2 emissions are the result of a long running lobby campaign by the car industry.

    A decade of car industry lobbying

    The European Union has long been conscious of the need to address the problem of rising CO2 emissions from road transport (which increased by 26% between 1990 and 2004).[3] Since 1993 the Commission and the car industry have been discussing how to reduce passenger car CO2 emissions, but to date the carmakers have been able to delay and water down reduction targets. With the Commission now preparing to impose binding targets, car industry lobbying can only be expected to intensify in 2007.

    The 1998 voluntary agreement: failed promisesIn 1996 the EU agreed a Community Strategy to reduce carbon dioxide emissions from passenger cars.[4] The aim was to reduce the average emissions from new cars sold in the EU to 120g/km CO2 (a 35% reduction) by 2010 at the latest. As a result of ongoing talks between the European Commission and the car industry in the context of the "Auto-Oil I" programme),[5] the two parties concluded a voluntary agreement, setting a mid-term target of 25% reduction on CO2 emissions from motorcars by 2008 (from 186g/km in 1995 to 140g/km in 2008).[6] This way, the car industry succeeded in postponing the 1996 Community Strategy's target date for reaching 120g/km with two years, from 2010 to 2012.

    The Commission’s annual progress report for 2004, published in August 2006, concluded that reductions in average car emissions over the period were too slow to reach the 25% reduction target for 2008.[7] Most of the reductions achieved were attributed to a shift in the market towards diesel cars (which have better fuel economy) rather than to technical improvements.

    Environment Commissioner Dimas and Industry Commissioner Verheugen concluded that the voluntary approach was not working and that mandatory targets were needed. Commenting on the progress report, Verheugen’s spokesman said that the situation was “by no means satisfactory”: if the “carrot approach” was not working, the Commission would have to resort to a “stick approach”, which would include legislative measures to ensure that the necessary CO2 reductions are achieved.[8]

    The new proposals and the new lobbying campaign


    On 30 October 2006, Commissioner Dimas declared he had lost faith in a voluntary agreement and called on his colleagues to support binding legislation on carmakers to reduce car CO2 emissions.[09] Energy Commissioner Andris Piebalgs and, initially, President Barroso also stressed the need for binding measures.[10]

    Such statements from the Commission sounded alarm bells among the car lobby. A few days after the release of the Commission’s progress report, ACEA issued a press release declaring its explicit opposition to any legislation on CO2 emissions from cars. ACEA added that the voluntary agreement “runs until 2008 and its final results won’t be available before 2010”, implying that decision-makers should not consider additional measures until then.[11]

    The German car industry – lagging behind in reducing CO2 emissions of most of its models[12] – immediately started a PR and lobbying campaign that included heavy doses of scaremongering. Most likely the car makers chose for such scare tactics because they knew that blocking EU legislative action to curb car CO2 emissions was going to be an uphill battle.

    Though the Commission has always focused on average reduction targets for all cars in the EU, articles started appearing in the German press suggesting the Commission wanted to propose a general CO2 emissions cap for all car classes, complaining about this ‘disastrous threat’ to the German automotive sector and the ‘unfair treatment’ by Brussels.

    German car industry scaremongering

    DaimlerChrysler’s Erich Klemm told the newspaper Bild am Sonntag at 29 January that if the tighter standards where approved several factories would have to be closed. “If this is decided like this, then we will have to close our factories in which C, E and S-class are produced”, Klemm claimed, referring to the large luxury cars produced by his firm. “Around 65,000 workers in the cities of Sindelfingen, Untertürkheim and Bremen would be hit”.

    Numerous German mass media seem to have adopted the subtle but deeply problematic misinterpretation of Dimas’ proposals originating from Klemm and other car industry spokespeople. Der Spiegel, for instance, wrote that “Dimas argues for a legal maximum of 120 gram CO2 per car kilometer”.[13] This misses the point that the proposed CO2 limit would not be an absolute maximum, but an average target for the car industry to achieve.

    In December 2006, the European Car Manufacturers Association (ACEA) apologised for only having achieved less than half of its obligation to reduce car CO2 emissions. In a paper entitled Committed to reducing CO2, the trade association highlighted a key clause in the 1998 agreement that says that “external factors beyond ACEA’s control mayinfluence the outcome”. It claimed that factors such as ‘bad’ regulation on recycling, “weak demand for energy efficiency” (i.e. blaming the consumers) and poor car sales had been responsible for the failure to meet the targets. ACEA said the way forward was an ‘integrated approach’: recognising that “relying largely on technological solutions is no longer an option” and that the “combined efforts of many parties and demand-related measures are essential instead”.[14] So the car industry wanted everybody mobilised against car CO2 emissions except… itself. ACEA had already been promoting this approach within the influential CARS21 High Level Group (see Appendix 3) and succeeded in making it a central principle of the CARS21 Report.[15]

    In mid-January 2007, the details of the Commission’s proposal were taking shape. At the same time it became clear that Mr Dimas’ ambitions for an obligation to achieve 120g/km by car technology innovations up to 2012 were encountering resistance within the Commission, particularly from vice-president Gunter Verheugen (Enterprise and Industry). Mr. Verheugen, who had previously agreed on the need of binding measures (see above, note 8) now openly contested the possibility of such legislation in interviews with French media.[16] The shift in Commissioner Verheugen’s stance may well be explained by political pressure and an intense PR campaign waged by the German car industry since October 2006.

    Mr Verheugen’s objections forced President Barroso to postpone the publication of the Commission proposal, which had been scheduled for 23 January 2007, even when Mr. Barroso had on previous occasions publicly supported binding measures. When announcing the postponement, his spokeswoman said: “The president believes there is a need for legislation to meet the target set by the Commission”. She was referring to an emissions level of 120 grams per kilometre of CO2 by 2012 for new cars, which has been repeatedly endorsed by EU leaders. This target (‘level of ambition’) remained, she added, but more time was needed to reach consensus on “how to achieve it, and precisely what the legislation should cover”.[17] Time would show that the delay was only beginning of bad news.

    On 26 January 2007, German companies BMW, Volkswagen and DaimlerChrysler, together with the European units of Ford and General Motors sent a letter to Commission President Barroso. In the letter they asked him to withdraw the proposed new emissions standard, alleging that the proposed measures were “technically unrealisable” and would constitute “a massive industrial political intervention at the expense of the entire European, and especially the German, automobile industry”. They did not hesitate to evoke the spectre of massive industrial desertification: “The direct consequence would be the migration of a large number of jobs from the automobile manufacturers and the supplier industry”.[18] This threat may have looked quite convincing as it came only two months after Volkswagen had announced restructuring plans that could result in the loss of up to 4,000 jobs in the Brussels region.[19]

    Some media interpreted the German (and American) carmakers’ move as a split in the European car industry. German companies specialised in heavy and luxury vehicles were said to be drifting away from their Mediterranean competitors producing more energy-efficient cars.[20]

    There are indeed big differences in the performance of the various companies on car emissions reduction. According to the European Federation of Transport and Environment (T&E), in 2005, only Fiat had already reached the 2008 goal (139 g/km), while Citroen and Renault were on track to meet the 140 g/km commitment in time and Ford and Peugeot were almost on track. All other major brands were, and remain, well short of achieving 140 g/km in 2008 with Volkswagen, BMW and Audi among the worst performers.[21]

    Despite these differences, the thirteen large European and US carmakers with production plants across the EU[22] represented through ACEA demonstrated their unity by publishing a new position paper with a message similar to that of the German carmakers’ letter that was sent the same day. Both put forward the same principle: “Reducing further CO2 emissions through vehicle technology only is the most expensive and least cost-effective option for society. (…) More can be done for the environment, at lower costs”. They were clearly opposed to binding targets.[23] Unsurprisingly, German carmakers, and the European-based units of American companies, being the heaviest polluters, were at the forefront of this lobbying effort. They were supported by their pan-European trade association with the assent of their French and Italian competitors. Ford, whose CO2 performance is among the best of its peers, also signed the letter, demonstrating an unfortunate united front defending the lowest common denominator towards EU decision-makers.

    Pressure did not only come from the German car industry directly, but was also applied indirectly, for example through the German Chancellor, Angela Merkel. In a speech at the “Europe Day” event organised by the German industry federation (BDI), Merkel stated that “the German government will work with all its strength and energy for there to be a reduction by sector”. “We will prevent there being a general reduction” she said.[24] With this statement, Mrs Merkel was de facto picking up the misleading PR campaign of the German car industry. After this warning from the current head of the European Council, Mr Barroso directly intervened to settle the internal argument in the Commission. Contrary to the statements made by his spokeswoman on 23 January, the ‘level of ambition’ was decisively watered down. While the car industry letter resulted in a Commission u-turn, a letter sent by the Green 10 – a group of ten environmental NGOs – on the same day as industry’s letter,[25] was effectively ignored.

    A dubious compromise


    The result was a compromise, presented by the Commission on February 7th, suggesting a binding target of 130g/km for average CO2emissions through vehicle technology improvements for 2012 and a further 10g/km reduction through complementary measures “such as tyres and air conditioning systems, and a gradual reduction in the carbon content of road fuels, notably through greater use of biofuels”.[26] Mr Verheugen and the car industry cut the initially proposed reduction by 25% while also winning time. Appeals by Commissioner Dimas to confirm that the Commisison would make a final proposal before the end of the year 2007[27] were rebuffed and the decision was postponed until the second half of 2008.[28]

    When the Commission presented its proposal on 7 February 2007, the car industry again responded swiftly and in unity. A few hours after the Commission’s press conference, ACEA published another position paper, saying that the “proposed CO2 emission targets were arbitrary and too severe”.[29] The first ACEA statements were made by Chairman Sergio Marchionne, who is also the CEO of Fiat.

    The Commission proposal leaves some crucial issues open, such as how to tailor the targets to different car types and companies, how to fully measure compliance and who will bear the responsibility of the actual drafting of the legislation (DG Enterprise or DG Environment).

    It is uncertain if specific sanctions for companies failing to comply are envisaged.[30] The outcome of these points will determine the very essence of the new legislation. Regardless, the car lobby insists it does not even accept the main elements of the compromise proposal and that it will try to reverse them. This is nothing less than the declaration of a full-scale lobbying offensive for the year 2007.

    The lobbying battle ahead


    Over the next 18 months, the car industry will continue its lobby campaign while the dossier passes through the EU institutions. The victory at the expense of the struggle against climate change in the first round was, to a large extent, based on the stranglehold in which DaimlerChrysler, BMW, Volkswagen and other car giants seem to hold leading German politicians. But the car industry has a far wider toolbox which it can use to shape the next stages of decision-making to its advantage. This includes:

    • massive over-representation and advantage in spending power of car industry lobbyists in Brussels compared to those defending environment and health concerns;
    • strong and well-organised allies in the European Parliament, including MEP-industry groupings such as the Forum for the Automobile and Society;
    • a systematic pattern of privileged access to the European Commission, including Commission expert committees and High-level Groups.
    The car industry’s lobby contingent in Brussels

    Due to the absence of transparency rules around EU lobbying, exact figures about the number of car industry lobbyists in Brussels or the amounts invested in influencing EU decision-making are not available. CEO research shows that at least seventy professional lobbyists work in Brussels for individual car producing companies or for their trade associations (see appendix 2). Almost twenty staff represents the European Car Manufacturers Association (ACEA) while around fifty work for individual companies, mainly European or European branches of American ones, but also Japanese. In comparison, the European Federation for Transport and Environment (T&E), one of the few environmental NGOs deeply involved in the debate about reduction targets for car CO2 emissions, employs only 8 Brussels staff.

    The seventy-plus Brussels-based lobbyists employed by car firms and their lobby groups are only the tip of the iceberg. The number is a conservative estimate, not including lobbyists employed by highly related sectors such as distribution, supply and dealing. National level car lobby groups employ numerous lobbyists who will assist in targeting the European Commission, the European Parliament and national governments. Moreover, the spending power of the auto industry means it can easily hire in auxiliary troops from the many consultancies and public affairs firms based in the Brussels EU quarter. Assessing how many of these hired-gun lobbyists will assist the car industry in the months to come is virtually impossible, given the absence of a proper lobbyists register. As such we can only guess at the budgets involved. In contrast to capitals like Washington D.C. and Ottawa, lobby transparency obligations are still absent in Brussels. Browsing a sample of lobby consultancy websites shows that the car industry is an important client group, but the consultancy firms are unwilling to voluntarily disclose any details of who they work for, what tactics they use, what specific pieces of legislation they lobby on, and
    critically who pays them and how much.

    While much of the details remain unknown, it is beyond any doubt that the car industry lobby will be massively over-represented in the looming Brussels lobbying battle. See appendix 2 for some basic facts about the car industry lobby in Brussels.

    Friends in High Places: the Forum for Automobile & Society

    The European Parliament’s first reaction to the Commission’s strategy was not in line with the car industry’s position. In a resolution on climate change approved on 14 February 2007, MEPs call on the Commission to impose a binding target of 120g/km by 2012 for new passenger cars marketed in the EU.[31] But discussion in the parliament has just begun. MEP Jorgo Chatzimarkakis, a prominent member of MEP-industry grouping the Forum for the Automobile and Society, stated: “we will not completely dismantle this proposal but we will shape it in such a way that it will protect both the climate and the car industry”.[32] Most certainly, the thirty-three carmakers’ lobbyists accredited to the EP will assist in this process.

    Appendix 1: The Forum for Automobile & Society

    On 6 February 2007, just in advance of presenting the Commission’s new strategy to reduce carbon dioxide (CO2) emissions from new cars and vans sold in the European Union, Commissioners Dimas and Verheugen participated in the event “Enhancing the Competitiveness of the Motor Industry – Is an integrated approach really possible?” organised by the Forum for the Automobile and Society.[33]

    According to its website, “the Forum for the Automobile and Society is an autonomous, not-for-profit organisation, supported by stakeholders in the automotive community with the aim of bringing together decision-makers, the automotive industry and motoring organisations to exchange information and views with all those interested in automotive issues and their impact on society.” It brings together forty MEPs and twenty-four corporate members. The organisation is financed by its corporate members; MEPs don’t have to pay membership fees. The positions put forward during events organised by the Forum for the Automobile and Society tend to be almost identical to those of ACEA.[34] The Forum – that shares its secretariat
    with the European Bureau of the Fédération Internationale de l’Automobile (FIA) – will most probably become the spearhead of the car industry lobby campaign in the European Parliament, when the Parliament debates the new Commission strategy on car CO2 emissions.

    Appendix 2: The carmakers’ lobbying battalions

    Due to currently insufficient lobbying disclosure rules in the European Union, there is no accurate data available regarding those lobbyists working for the car industry in the Brussels EU quarter. The second column of the table below reflects data from the register of the European Parliament. For the first column we used the European Public Affairs Directory published by a commercial firm to find out which companies and associations have EU affairs offices. We then called most of the offices and asked them how many staff they employ. On the basis of the information provided, we estimate the number of car industry lobbyists in Brussels to be well over 70 (65 working in the various offices, plus 7 others with accreditation to the EP).

    Besides the car producers there are also companies dealing with other stages of the cars’ economic cycle, like distribution, supply and dealerships. Their European trade associations (CLEPA, CECRA and ECG) employ in total around 30 staff. These people together with the lobbyists of the individual distribution, supply and dealership companies may also be willing to assist the car industry on curbing the EU CO2 reduction measures.

    Lobbying consultancies working for the car industry

    In the absence of an effective lobbying disclosure system and the reluctance of lobbying firms to disclose details of individual clients[35] it is impossible to know the exact number of commercial lobbyconsultants working for the car industry today. Nevertheless, some simple internet research shows that many public affairs firms do lobby work for carmakers or the ‘automotive sector’.

    CLAN public affairs[36], Cabinet Stewart[37], Burson Marsteller[38], ARPI[39] and Athenora[40] are some of the consultancies that on their websites state that they work for car industries. Weber Shandwick works for DaimlerChrysler, Renault, Volkswagen and probably also Ford.[41]

    Appendix 3 : Official advisory groups

    The CARS21 High Level Group (DG Industry)

    EU policy making for the automotive sector has never left the industry out in the cold. On the initiative of Commissioner Verheugen, the High Level Group ‘CARS21’ was created in April 2005, with a mandate to suggest “a competitive regulatory framework for car industry”. Its membership was strongly imbalanced, in favour of the auto-industry: the Commission and the member states provided eight officials, while there were seven representatives from industry, two from trade unions, one from an environmental organisation and none for consumers. The CARS21 High Level Group (HLG) published its conclusions in December 2005. The main outcome on CO2 emissions was that an ‘integrated approach’ should be followed that would involve “all relevant stakeholders (i.e. vehicle manufacturers, oil/fuel suppliers, customers, drivers, public authorities, etc.)”.[42] The conclusions of this ‘official’ HLG, heavily influenced by industry input, have rather predictably become a key part of car industry lobbying.

    The only environmental organisation involved in CARS21 (the European Federation for Transport and Environment) when consulted on the final report, explained point by point its disapproval and repeated its critique of the way the ‘integrated approach’ was perceived: “An integrated approach does not mean downgrading ambition levels for action in any one area. Rather it means seeking synergies instead of antagonisms and ensuring policy actions are complementary. The integrated approach should not, therefore, be used as a reason to lessen regulatory efforts in any one area, for example (…) revising the target for reducing average new car CO2 emissions via technical innovation.”. It also highlighted the unbalanced composition of the group: “We believe that the composition of the group was not well-suited for this purpose. Representatives of environmental and safety NGOs were lacking in the group, which therefore was unbalanced in this respect, but also lacked specific expertise”.[43]

    Stakeholder working group on the integrated approach to reduce CO2 emissions from light-duty vehicles (part of the European Climate Change Programme II, ECCP II – DG Environment)

    Another group that assisted the Commission’s reflections long before the announcement of the new measures was the working group on “technological and other measures to reduce CO2-emissions from passenger cars” under DG Environment. Interest representation within this working group also was unbalanced, with eight trade associations, three NGOs (all environmental) and with the industry-friendly FIA (Fédération Internationale de l’Automobile) representing consumers![44] It published its final options’ analysis in October 2006,[45] just at the time when the internal ‘conflict’ in the Commission was starting.

    Criticising the interim report of the working group (published in July 2006), the European Federation of Transport and Environment said: “The fact that this draft report appears one year after a similar study [ed. IEEP 2004] done by almost exactly the same consortium with an exactly similar methodology, and still ends up with three times higher costs, raises with us serious doubts over the credibility of the outcomes. The large extent to which adjustments are based on ‘expert judgement’ only reinforces that impression.”[46] High costs estimations remained in the final report.[47]

    Notes
    1. “C’est à nous, tous ensemble, que reviennent désormais le devoir moral et la responsabilité historique de mettre en place sans plus attendre des parades énergiques, à la hauteur des conséquences prévisibles du réchauffement de la planète”. [We – all together – have now the moral duty and the historic responsibility to put in place without waiting energetic answers that stand in the height of the foreseen consequences of the planet’s warming]. Speech at the Paris conference for a global ecological governance, "Citoyens de la Terre", Commission President José Manuel Durão Barroso, Paris, 2 février 2007.
    2. In the final proposal, the original target of 120g/km by 2012 was watered down by allowing 10g/km reduction to be achieved through non-technical measures, like tyres and air conditioning systems, and a gradual reduction in the carbon content of road fuels, notably through greater use of biofuels.
    3. Commission plans a legislative framework to ensure the EU meets its target for cutting CO2 emissions from cars, European Commission press release, IP/07/155, 7/2/2007.
    4. A Community strategy to reduce CO2 emissions from passenger cars and improve fuel economy, European Commission, COM(95) 689 final, 20/12/1995;
      A COMMUNITY STRATEGY TO REDUCE CO2 EMISSIONS AND IMPROVE FUEL ECONOMY - COUNCIL CONCLUSIONS, Conclusions of the Environment Council meeting of 25 June 1996.
    5. The Two Faces of EU Transport Policies, Corporate Europe Observer, June 1999.
    6. Commission Recommendation on the reduction of CO2 emissions from passenger cars, (1999/125/EC), 5 February 1999.
    7. CO2 emissions from new cars down by more than 12% since 1995, European Commission press release, IP/06/1134, 29/08/2006
    8. Commission to get tough with carmakers on CO2 cuts, Euractiv, 29 August 2006.
    9. Dimas pushes for EU car CO2 emissions law, ENDS Europe DAILY 2195 (30/10/2006).
    10. Piebalgs urges EU car emission cap, EUpolitix, 25/01/2007;
      “Environment commissioner Stavros Dimas and commission president Jose Manuel Barroso are in dispute with German industry commissioner Günter Verheugen, who is leading the opposition to strict binding obligations [...] Mr Barroso’s spokesman told the industry on Monday to “embrace and anticipate change, not resist it.” Germany cranks up the pressure in car CO2 row, ENDS Europe DAILY 2251 (30/01/2007).
    11. European Car Industry opposes recent statements of Environment Commissioner Stavros Dimas regarding CO2 Commitment, ACEA press release, Brussels, 5 November 2006.
    12. How clean is your brand?, European Federation for Transport and Environment, October 2006.
    13. “Dimas plädiert dazu für eine gesetzliche Obergrenze von 120 Gramm CO2 je gefahrenem Kilometer.” Source: Autolobby schießt sich auf Brüssel ein, Der Spiegel, 28 Januar 2007.
    14. Committed to reducing CO2, ACEA website, accessed 15 March 2007.
    15. A Competitive Automotive Regulatory System for the 21st century, CARS 21 final report, January 2006.
    16. Commission row over car CO2 boils over, ENDS Europe DAILY 2244 (19/01/2007).
    17. Barroso postpones car CO2 report amid infighting, ENDS Europe DAILY 2246 (23/01/2007).
    18. German carmakers’ letter to the European Commission, 26 January 2007.
    19. This restructuring had nothing to do with environmental measures and came at a time where Volkswagen's profits continued to rise.
    20. For example: Emissions target splits EU car industry, John Reed (London) and Andrew Bounds (Brussels), Financial Times, 7 February 2007.
    21. How clean is your brand?, European Federation for Transport and Environment, October 2006.
    22. Citroen, Audi and Volvo belong to other companies.
    23. Car industry wants fact-based policy on CO2 reductions, ACEA press release, Brussels, 26 January 2007.
    24. Rede von Bundeskanzlerin Angela Merkel anlässlich des Europatages der Deutschen Wirtschaft, Berlin, 30. Januar 2007.
    25. Reducing CO2 emissions from light duty vehicles, letter by the Green 10 to EU Commission President Barroso and Commissioners Barrot, Verheugen, Dimas and Piebalgs, Brussels, 23 january 2007.
    26. Commission plans a legislative framework to ensure the EU meets its target for cutting CO2 emissions from cars, European Commission press release, IP/07/155, 7/2/2007.
    27. “Mr Dimas has called for the commission to make a firm commitment to legislate before the end of this year in next week’s paper following what is widely seen as failure by the car industry to respect an existing voluntary agreement on cutting emissions”. Source: Commission row over car CO2 boils over, ENDS Europe DAILY 2244, 19/01/07.
    28. “A legislative framework to reduce CO2 emissions from new cars and vans will be proposed by the Commission by the end of this year or at the latest by mid 2008.” Source: Commission plans a legislative framework to ensure the EU meets its target for cutting CO2 emissions from cars, European Commission press release, IP/07/155, 7/2/2007.
    29. Proposed CO2 emission targets are arbitrary and too severe, ACEA press release, Brussels, 7 February 2007.
    30. Curbing emissions, Financial Times, 12 February.
    31. Climate change: tougher targets needed, say MEPs, European Parliament website, accessed 15 March 2007.
    32. Jorgo Chatzimarkakis interview in his Audi, Chatzi News, 30 January 2007, YouTube website, accessed 15 March 2007.
    33. Enhancing the Competitiveness of the Motor Industry – Is an integrated approach really possible?, Report of a conference organised by the Forum for the Automobile and Society in the Representation ogf the free State of Bavaria on 6 February 2007, Gaby Rosen, 19 February 2007.
    34. About the Forum, website of the Forum for the Automobile and Society, accessed 15 March 2007.
    35. See for example the letter from the European Public Affairs Consultancies Association (EPACA) to Corporate Europe Observatory, 16 March 2005 .
    36. “The automotive sector”. Source: CLAN Public Affairs – Practice Areas, website CLAN Public Affairs, accessed 15 March 2007.
    37. “Automotive industry”. Source: Cabinet Stewart – Sectors, website Cabinet Stewart, accessed 15 March 2007.
    38. “Automotive industry”. Source: Burson-Marsteller Brussels – What we do, website Burson-Marsteller Brussels, accessed 15 March 2007.
    39. “The automotive and transportation industries and suppliers of parts, components or systems to the automotive industry”. Source: Arpi International S.A. – Typical clients and services, website Arpi International S.A., accessed 15 March 2007.
    40. PSA and Volvo, Source: Athenora Consulting Refernces, website Athenora Counsulting, accessed 15 March 2007.
    41. DaimlerChrysler, Renault and Volkswagen. Source: Car Makers and fuel suppliers unite to promote synthetic fuels in Europe, Alliance for Synthetic Fuels in Europe (AFSE) press release, Brussels, 7th March 2006.
      Most probably also Ford. Source: Inside the German Presidency, Weber-Shandwick, Brussels, December 2006.
    42. A Competitive Automotive Regulatory System for the 21st century, CARS 21 final report, January 2006.
    43. Response of the European Federation for Transport and Environment (T&E) to the consultation of the European Commission of the CARS 21 final report, T&E, Brussels, 28 April 2006.
    44. Membership of the ECCP working group on the integrated approach to reduce CO2 from light duty vehicles.
    45. Review and analysis of the reduction potential and costs of technological and other measures to reduce CO2-emissions from passenger cars, Final Report, TNO Science and Industry, Institute for European Environmental Policy (IEEP) and the Laboratory of Applied Thermodynamics of the Aristotle University of Technology, 31 October 2006.
    46. T&E comments to the interim TNO report on options to reduce CO2 from light duty vehicles, presented 30 June 2006 in Brussels, T&E, Brussels, 21 July 2007.
    47. Review and analysis of the reduction potential and costs of technological and other measures to reduce CO2-emissions from passenger cars, Final Report, TNO Science and Industry, Institute for European Environmental Policy (IEEP) and the Laboratory of Applied Thermodynamics of the Aristotle University of Technology, 31 October 2006.

    This article is copied from the CEO website