vrijdag 14 oktober 2005

Ondanks toename investeringen blijven Afrika en Latijns-Amerika arm

Vorig jaar kwam een einde aan de daling die de buitenlandse investeringen drie jaar lang kenmerkten. De VN-organisatie Unctad becijferde in het ’World Investment Report’ dat bedrijven vorig jaar 648 miljard dollar investeerden in andere landen.

De groei is, met uitzondering voor Afrika, een wereldwijd fenomeen.

Enerzijds behouden, ondanks het feit dat de tien grootste dalers in de lijst van ontvangende landen industrielanden zijn, de Verenigde Staten hun leiderspositie als grootste magneet van buitenlands kapitaal. Ze worden gevolgd door Groot-Brittannië en China.

Maar anderzijds gingen een derde van de investeringen in 2004 naar ontwikkelingslanden - het grootste aandeel sinds 1997. Al is de verdeling erg ongelijk, zowel mondiaal als regionaal.

De regio Azië en de Stille Zuidzee spant opnieuw de kroon wat betreft zowel volume als groei: 148 miljard dollar - een stijging met 46 procent. China is voor het zoveelste jaar op rij de grootste ontvanger van buitenlandse investeringen. China en Hongkong zijn goed voor tweederde van alle investeringen in Azië. "Je kan China nog steeds als een ontwikkelingsland zien", zegt Kell, "want er zijn in dat land nog grote gebieden die straatarm zijn. Buiten de steden leven nog een half miljard mensen in armoede."

Een belangrijke trend, de knik in de curve kunnen we wel stellen, is dat ontwikkelings- en transitielanden zich steeds meer aan overzeese investeringen wagen.
Een steeds groter deel zijn immers Zuidzuid-investeringen, en dat is grotendeels te danken aan de Chinese queeste voor olie. China is immers niet langer enkel een magneet van buitenlands kapitaal maar investeert ook steeds meer in andere landen. Dat heeft uiteraard in de eerste plaats te maken met de groeiende behoefte naar olie. Chinese investeerders hebben zich op Afrika en Latijns-Amerika gestort om de velden daar te ontsluiten.

Afrika

Franse, Nederlandse, Zuid-Afrikaanse en Britse bedrijven zijn de belangrijkste investeerders in Afrika. Die landen zijn samen goed voor de helft van de investeringen in het continent dat amper 18 miljard dollar aantrok - een status quo in vergelijking met 2003.

In vergelijking met de andere regio’s in het Zuiden is Afrika terra incognita voor bedrijven. Afrika trekt amper drie procent van de wereldwijde internationale investeringen aan. Ook de groei is ondermaats. In vergelijking met 2003 steekt de Afrikaanse status quo af tegen de Latijns-Amerikaanse en Aziatische groei van 44 en 46 procent.

Ook op langere termijn volgt Afrika de internationale trend van groeiende investeringen onvoldoende. De buitenlandse investeringen in Afrika stegen tussen 1994 en 2004 van acht naar twintig dollar per hoofd van de bevolking. In China alleen al investeren bedrijven nu 46 dollar per hoofd van de bevolking.

Het verschil is te verklaren doordat de Afrikaanse markten nog steeds bijna uitsluitend gericht zijn op de export van olie en andere grondstoffen. "Afrika trekt traditioneel investeringen aan naar enclaves die georiënteerd zijn op de export van basisgrondstoffen. Een export die weinig banden heeft met de rest van de economie", stelden de onderzoekers van Unctad eerder deze maand al in het rapport "Rethinking the Role of Foreign Direct Investment".

Bovendien is de Afrikaanse groei niet duurzaam, zo blijkt uit het nieuwe rapport. De 18 miljard dollar investeringen van 2004 zijn grotendeels te danken aan de hoge olieprijzen. Olielanden als Nigeria, Angola, Equatoriaal-Guinea, Soedan en Egypte zijn de grootste magneten van buitenlands kapitaal. Samen zijn die vijf landen goed voor de helft van de buitenlandse investeringen in Afrika. Afrika is duidelijk geen prioriteit voor bedrijven. Als je de olie en de basisgrondstoffen wegdenkt, hou je niet veel meer over".

"Ik verwijs altijd naar Zambia", zegt George Djolov, de hoofdeconoom van de Kamers van Koophandel in Industrie van Zuid-Afrika. "Schitterende investeringscijfers in de jaren 70. Maar toen de koperprijs daalde, ging alles verloren."

Latijns-Amerika en de Cariben

Anders loopt het in Latijns-Amerika en de Cariben. Na vier opeenvolgende jaren van achteruitgang groeiden de buitenlandse investeringen in 2004 met 44% tegenover 2003. 68 miljard dollar: zoveel investeerden buitenlandse, vooral Amerikaanse en Europese bedrijven. Een stijging die, als is ze weliswaar 80 miljard dollar minder in absolute cijfers, niet moet onder doen voor de groei in Azië en de Stille Zuidzee.

In Brazilië en Mexico rinkelt de kassa het luidst - samen streken ze meer dan 52 procent van de investeringen op. Die landen, de grootste en meest volkrijke landen van de regio, investeren ook het meeste in de rest van de wereld. Mexicaanse en Braziliaanse bedrijven alleen al pompten 11 miljard dollar in het buitenland. In Mexico zijn cementgigant Cemex en het telecombedrijf América Móvil en in Brazilië het staatsoliebdrijf Petrobras de grote investeerders.

Dat er opnieuw geïnvesteerd wordt is goed nieuws voor bedrijven die international actief zijn in Latijns-Amerika en de Cariben. Maar ook hier hebben de cijfers voor de 224 miljoen armen en de 96 miljoen extreme armen in de regio weinig betekenis. "Buitenlandse investeringen zorgen op zich niet voor meer sociale ontwikkeling", zegt Tagi Sagafi-nejad, een Texaanse professor die lid is van het panel dat het rapport van de VN-organisatie Unctad gisteren in Mexico-stad voorstelde. "Of er een herverdelingseffect is, hangt rechtstreeks af van de rol die de overheid in elk land wil spelen", voegt Cristina Casanueva toe, een Mexicaanse professor die meewerkte aan de studie.

Als het op herverdeling aankomt, zijn er weinig regio’s in de wereld die slechter scoren dan Latijns-Amerika. In 2003 becijferde de Wereldbank in het rapport "Inequality in Latin America and the Caribbean: Breaking With History?" de ongelijkheid: de rijkste tien procent van de bevolking strijkt de helft op van het totale inkomen - de armste tien procent slecht 1,6 procent. "De ongelijkheid dringt door in elk aspect van het leven: het onderwijs, de gezondheidszorg, de overheidsdiensten, de landverdeling, de toegang tot krediet en jobs en de politieke invloed", stelt die studie.
________________________
Dit artikel is een samenvatting van verschillende andere met als bron het IPS - Diego Cevallos, Julia Spurzem en Moyiga Nduru
Volg de link naar het
World Investment Report

zondag 4 september 2005

Wikipedia: het meest sexy ding in de informatietechnologie

Van 4 tot 8 augustus, had in Frankfurt “Wikimania” plaats. De eerste globale samenkomst van de wikipedianen die collectief goed op weg zijn om hun doel te bereiken: vrije ‘online’ encyclopedieën in elke taal ter wereld.

Vrijwilligers hebben in vijf jaar tijd door collectief samenwerken, het gebruik van een innovatief nieuw hulpmiddel ’wiki’ en vrijwel zonder kosten, een van de grootste succesverhalen van het Web gecreëerd. Door ’wiki’ te gebruiken kan iedereen met een toegang tot het internet schrijven en publiceren op het internet.

Het succesverhaal Wikipedia heeft de laatste twee jaar een explosieve groei gekend en staat nu, volgens www.alexa.com (dé referentie in statistieken over het internet) met 13 miljoen bezoekers per dag bij de top vijftig van meest bezochte websites ter wereld.
Mocht het een commerciële onderneming zijn zou de site, volgens sommige ramingen, nu een waarde hebben van meer dan een half miljard dollar. Maar handelswaarde komt niet voor in de terminologie van wikipedia. In feite is het meest aanvaarde universele anathema binnen dit collectief eerder "vrij zoals in vrije mening - niet vrij zoals in vrij (gratis) bier".

Cunningham, de ontwikkelaar startte een decennium geleden met zijn eerste programma voor ‘bewerkbare webpagina’s’ en noemde het een ‘wiki’. Dit naar analogie met de Hawaiaanse term wikiwiki die ‘snel’ of ‘informeel’ betekent.
Jarenlang gebruikte Cunningham zijn eigen wiki als een hulpmiddel voor communicatie binnen een kleine gemeenschap van software-ontwikkelaars. Tot vijf jaar geleden Jimbo Wales, een internet-ondernemer, hem vroeg of zijn ‘wiki’ kon gebruikt worden om een vrije online encyclopedie te creëren. "Ja”, antwoordde Cunningham, "maar dan zal het geen encyclopedie zijn. Het zal een wiki zijn". Het bleek uiteindelijk allebei te zijn. Onbewust had Cunningham één van de grootste hulpmiddelen voor sociale netwerking gecreëerd. Het was echter Wales’ visie - en de inzet van wat snel uitgroeide tot een globaal online vrijwilligersleger - dat het wikifenomeen op een hoger niveau bracht.

De aangeboden kans om eigen ‘inhoud’ te creëren via een methode die zo gemakkelijk en prettig te gebruiken was, maakte dat er snel een grote gemeenschap groeide rond de wikipedia-site. Binnen een kort tijdsbestek werden eerst duizenden, toen tienduizenden en dan letterlijk honderdduizenden artikels, foto’s, illustraties, kaarten en andere middelen van online kennisoverdracht bijeengebracht, aangepast, verbeterd en uiteindelijk gepubliceerd. Volgens de eigen statistieken van de beweging, zijn er 3.800 hardcore gebruikers die meer dan 100 artikels per maand schrijven, aanpassen en publiceren, en nog eens 18.000 die er minstens vijf maken.


De eerste Wikipedia waren Engels en Duits maar ze werden vlug gevolgd door het Frans, het Italiaans, het Spaans, het Japans, het Chinees, het Arabisch, het Esperanto, het Nederlands, en zelfs het Ido (de taal die in 1907 door de Communistische Internationale voorgesteld werd als internationale communicatietaal)... Momenteel is wikipedia in bijna 200 talen beschikbaar.

Het doel is "tegen 2015 elke taal in de wereld te voorzien die door minstens één miljoen mensen wordt gesproken". In de Engelse versie staan er nu 680.000 artikels, in het Duits meer dan 270.000, 147.000 in het Frans, 26.000 in het Esperanto, 3380 in het Latijn en 85.000 in het Nederlands.
Maar daar hield het niet mee op.

Als de wikis konden gebruikt worden om een referentiewerk van uitstekende kwaliteit zoals een encyclopedie op te zetten kon de volgende stap niet anders zijn dan een online woordenboek en een thesaurus kunnen zijn, Wiktionary.
Of waarom niet Wikiquote, een uitgebreide verzameling gedetailleerde spreekwoorden, citaten van mensen en uit boeken. Al vlug werden nieuwe wikis voorgesteld. Misschien konden wikis helpen de crisis in de journalistiek oplossen door burgers toe te laten hun eigen nieuws te melden. Wikinews werd opgezet. Anderen zagen dan weer brood in Wikibooks - “een gemeenschapsproject met als doel de mensheid kosteloze open content leerboeken en ander lesmateriaal ter beschikking te stellen” - Wikispecies - “Wikispecies wil een open en vrije samenvatting van alle soorten levende wezens zijn” of Wikimedia Commons - “een centrale opslag van vrij te gebruiken afbeeldingen, muziek, geluid en video“.

Al deze projecten zijn nu beschikbaar via de Stichting Wikimedia, een wat men in het Vlaams VZW zou noemen, waarvan het doel het bevorderen van vrije educatieve inhoud is dat kosteloos ter beschikking gesteld wordt van het publiek.
En de ideeën blijven borrelen. Projecten waar over nagedacht wordt zijn bijvoorbeeld een online atlas die door het publiek in kaart wordt gebracht; een verzamelplaats voor klassieke muziek die door studentenorkesten moet worden uitgevoerd; een fileformaat dat moet wedijveren met het machtige MP3; een online leerplan voor alle leeftijden van de kleuterschool tot aan de universiteit; een archief van foto’s van schilderijen van de oude meesters. Kortom Wikipedia moet zijn vleugels over veel meer vormen van cultuur uitspreiden. En misschien zou een Wikistitution ook niet misstaan om een betere Grondwet voor Europa te schrijven?

Hoewel wikipedianen zaken doen en plat winstbejag bleven negeren, kon de ‘business’ niet blind blijven voor wat er gaande was. Tenslotte klom de wikipedia-site met zijn 13 miljoen dagelijkse bezoekers toch op tot in de top-50 van de meest bezochte websites ter wereld.
Zoekopdrachten via Google verwezen elke dag steeds meer mensen naar Wikipedia, waardoor een virtuele groep van nieuwkomers, allen op zoek naar antwoorden, ontstond. Velen ervan kwamen, toen ze zagen dat het even gemakkelijk was om te creëren als te consumeren, de groep medewerkers versterken. Aangezien iedereen de inhoud op de wikipagina’s niet alleen kan opzetten en wijzigen, maar ook opnieuw verder kan verdelen begonnen honderden andere websites - waaronder uiteraard ook commerciële ondernemingen - op verschillende manieren gebruik te maken van wikipedia.

Answers.com bijvoorbeeld, biedt tussen een verscheidenheid aan informatiediensten ook een directe verbinding naar wiki-inhoud. Robert Rosenschein, de CEO van het bedrijf is een groot verdediger van het project. Hij was dan ook aanwezig op Wikimania als sponsor (net zoals Sun Computers en andere commerciële bedrijven trouwens) als een gebaar dat zou moeten begrepen worden als "iets teruggeven aan de gemeenschap".


Ondanks zijn potentiële commerciële toepassingen, blijft de wikipedia-beweging, tot nog toe tenminste, standvastig in zijn weigering om het even welk aspect van hun doen te verzilveren. Er is momenteel slechts één betaalde kracht, de chef van het ontwikkelingsteam. Met weinig overheadkosten blijven de uitgaven laag - ongeveer 160.000 Euro per kwartaal voor de hardware, zoals de servers om, zelfs wanneer er steeds groeiend verkeer is, constant hoge prestaties te handhaven. De grootste bron van inkomsten blijven kleine privé-schenkingen - een recente actie om op drie maand 60.000 Euro te verzamelen werd al na twee maanden stopgezet omdat de opbrengst de 76.000 Euro reeds had overschreden.
De site blijft reclamevrij - zelfs van de anders alomtegenwoordige Google advertenties. Te oordelen naar het verkeer op de site zou reclame anders zeker honderdduizenden Euro’s per maand kunnen opbrengen. Soms komen wat toelagen binnen - het ‘Open Society Institute’ betaalde de kosten om een dozijn wikipedianen uit het Zuiden naar Frankfurt te halen en de ’Marc Andreesen Foundation’ van de oprichter van Netscape schonk ongevraagd $50.000. Maar er is nog steeds geen beheerder van de wikitoelagen, en het is mogelijk dat er nooit één zal zijn.

De zuiverheid van het concept is wat wikipedia op een ongelooflijk korte periode tot een overweldigend succes heeft gemaakt. Omdat er geen geld mee gemoeid is, is het niveau van vertrouwen en het gemeenschapgevoel ongewoon groot. Dat vertrouwen - samen met de kernwaarde van het ‘neutraal standpunt’ waar wikipedianen op hameren bij hun methode van publiceren - is tot zover een afdoende verdediging gebleken tegen om het even welke corrosie of corruptie van hun waarden.
Maar zegt U, uiteindelijk verandert geld toch alles. Misschien wel. Hoewel de reclamewereld wikipedia het hof maakt waren zowel stichter Jimbo Wales als de overgrote meerderheid van de deelnemers aan ‘Wikimania’ radicaal tegen. Kunnen de doelstellingen van de beweging toch niet beter en sneller bereikt worden door een paar miljoen Euros in toelagen van de Europese Gemeenschap of van de Ford Foundation te aanvaarden? Of zou om het even welke injectie van geld onvermijdelijk leiden tot een onbehoorlijke beïnvloeding van de inhoud, waarbij het ‘neutraal standpunt’ en de vertrouwensrelatie binnen de kern van de wikipedianen in opspraak komen?

Tijdens de slotzitting werd het onderwerp aan de Stichting Wikimedia voorgelegd: "Kunnen de doelstellingen van de gemeenschap op één of andere manier door het maken en daarna het besteden van geld worden bevorderd?"
Kapor, de Voorzitter van de Stichting Mozilla die onlangs een commerciële dochteronderneming opzette om het succes van zijn eigen fenomeen (de vrije browser FireFox, die reeds 75 miljoen downloads kende) te verzilveren, antwoordde op deze essentiële vraag: "Dit zijn de goede oude dagen voor Wikipedia. Ik ben akkoord dat geld voor de wiki-gemeenschap geen spirituele betekenis heeft - tenminste tot nog toe”.

Ondertussen blijft de wikimanier van doen zich verder over de wereld verspreiden. Wiki is het meest sexy ding in de informatietechnologie sinds de komst van de blogs. Het is nu enkel wachten op de, voorspelde (maar door velen ook gevreesde), komende fusie van blogs en wikis.