maandag 18 november 2013

Schaken met Iran



Terwijl de zogenaamde P5+1 en Iran zich voorbereiden om de volgende ronde van de nucleaire onderhandelingen in Genève aan te vatten moet in diezelfde stad nagenoeg nog alles betreffende een andere bijeenkomst worden geregeld. Daar moeten oplossingen voor de Syrische crisis gevonden worden. Beide bijeenkomsten lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden.


Maneuvers


De eerste ronde van de eerste bijeenkomst had verleden week plaats. De verwachtingen waren hoog gespannen. De ministers van buitenlandse zaken van de Verenigde Staten, Rusland, China, Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland hadden zich ijlings naar Genève gespoed maar uiteindelijk is er niets uit de bus gekomen. Frankrijk blijkt volgens velen de spelbreker te zijn geweest en de oppositie tegen de huidige versie van een voorlopige overeenkomst met Iran te hebben geleid. Van zijn kant verweet de Amerikaanse Staatssecretaris John Kerry Iran de mislukking maar twee dagen later, op maandag 11 november, beschuldigde The New York Times, waarvan wordt beweerd dat het zeer goede contacten heeft op het Witte Huis, in een editoriaal Netanyahu van sabotagepogingen.


Wanneer de onderhandelingen op 20 november terug hernomen worden zal er in de tijd tussen de twee rondes druk gereisd en gepalaverd zijn.


Een delegatie hooggeplaatste Amerikaanse functionarissen, onder leiding van de vice-staatssecretaris Wendy Sherman (die in Genève de besprekingen voor de Amerikanen leidt), reisde al op zondag 10 november naar Israël om met de regering Netanyahu te overleggen over het nucleaire programma van Iran en de besprekingen die in Genève plaats hadden.


Ondertussen vloog John Kerry naar Abu Dhabi voor een ontmoeting met Sheikh Abudllah bin Zayed Al Nahyan, de minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Arabische Emiraten. Samen met Saoedi-Arabië en Bahrein zijn de Verenigde Arabische Emiraten fervente tegenstanders van een overeenkomst met Iran. Volgens allerlei ‘uit goede bron vernomen’ geruchten zou Israël over de kwestie Iran ook overlegd hebben met de Verenigde Arabische Emiraten en Saoedi-Arabië.


Eerste Minister Benjamin Netanyahu van Israël had, naar eigen zeggen, op diezelfde zondag 10 november telefonische gesprekken met de Amerikaanse president Barack Obama, de Russische president Vladimir Poetin, de Britse premier David Cameron, de Duitse bondskanselier Angela Merkel en de Franse president François Hollande. Dit alles in een zoveelste poging hen ervan te overtuigen geen akkoord te sluiten met Iran.


De Franse president François Hollande is aan een bezoek aan Israël begonnen. Eerder deze week zei Benjamin Netanyahu dat Israël de "rode loper" voor hem zou uitrollen. “François Hollande is een vriend van Israël en we zullen hem als zodanig ontvangen".


De Israëlische minister van economie Naftali Bennett vloog dinsdag 12 november naar de VS om het Congres te beïnvloeden en ook daar te proberen om de sluiting van een akkoord te voorkomen. "Israël zal er alles aan doen om de grote mogendheden en hun leiders te overtuigen om de sluiting van een slechte deal met Iran te voorkomen", zei premier Benjamin Netanyahu tijdens een samenkomst met zijn ministers.

Zelf bezoekt premier Benjamin Netanyahu op 20 november Moskou, dezelfde dag dat de volgende ronde van de besprekingen met Iran in Genève herbeginnen.


Ondertussen kwam Iran op maandag 11 november met het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) tot een overeenkomst. Hierdoor krijgen de inspecteurs van het Agentschap binnen de drie maanden toegang tot de Gchine-uraniummijn en de zwaarwaterproductie-installatie in Arak. De IAEA had dit al eerder gevraagd maar tot nog zonder resultaat. Iran zal nu ook informatie overhandigen over nieuwe onderzoeksreactoren en verrijkingsfaciliteiten die het van plan is te bouwen. Het is een stap in de goede richting maar er blijven wel nog wat vragen onbeantwoord.



Tegenstand



Terwijl alle onderhandelende partijen hopen op een snel akkoord bij de volgende ronde, blijft het twijfelachtig of er volgens Israël ooit een ‘goede deal’ kan zijn. Blijkbaar is wat Iran beweert nooit geloofwaardig genoeg. Wanneer spanningen over het Iraanse nucleair programma lijken te verdwijnen worden rationeel, op feiten gebaseerde rapporten vaak overroepen door retoriek.



Israël wordt daarin steeds bijgestaan door neoconservatieve Amerikaanse denktanks zoals het Instituut voor Wetenschap en Internationale Veiligheid (ISIS), dat zich gespecialiseerd heeft in het produceren van zeer speculatieve evaluaties over de nucleaire capaciteiten van landen die de Amerikaanse overheid wantrouwt of verafschuwt.



De analyses van de ‘experts’ van het ISIS van David Albright, de zichzelf nooit overschattende voorzitter van het instituut, kunnen nochtans bogen op een reputatie van onbetrouwbaarheid. Vóór de Amerikaanse invasie in Irak in 2003 hadden ze bijna alles mis over de vermeende massavernietigingswapens van Saddam Hoessein. Na de invasie, op 20 april 2003, zei Albright aan de Los Angeles Times, ”Als er geen massavernietigingswapens zijn ben ik helemaal geschift.” Waarvan akte.



Albright heeft na Irak Iran in het vizier genomen. Hij blijft, ondanks zijn onbetrouwbaarheid over Irak, een graag geziene gast bij het Amerikaanse Congres op de momenten dat in hoorzittingen haviken dienen op te draven die pleiten voor meer sancties tegen Iran.



Albright’s prestaties over Iran liegen er anders ook niet om. In januari 2006 voorspelt hij het eerste Iraanse kernwapen tegen 2009. Die bewering wordt herhaald in 2007 en in februari 2008 brengt het ISIS een rapport uit waarin staat dat Iran nieuwe en meer efficiënte centrifuges om uranium te verrijken had ontworpen en getest. Als 1200 nieuwe centrifuges operationeel waren, stelde het rapport, kon Iran binnen het jaar genoeg WGU (weapon-grade uranium - uranium van militaire kwaliteit) voor een bom produceren. In september 2008 beweert Albright dat van Iran ”kan worden verwacht dat zij [ kernwapenpotentieel ] bereiken binnen zes maanden tot twee jaar” en dat het maken van een ruwe bom daarna niet meer dan enkele maanden langer zou duren.



Langzamerhand verschuiven het ISIS en Albright de datum van de eerste Iraanse kernbom van 2009 naar 2011 en van 2011 naar 2013. Afgelopen juli verscheen dan een nieuwe analyse die suggereerde dat Iran tegen medio 2014 een ”kritische vermogen” zou bereikt hebben en genoeg grondstof om een kernbom te produceren.



Deze Albright wordt door de plichtsgetrouwe stenografen van de media nog steeds opgevoerd als een expert die het beluisteren waard is. Het ISIS-gezwam wordt kritiekloos geslikt en hun speculaties bevorderd tot onbetwistbare feiten. Het zegt iets over de kwaliteit van de berichtgeving over Iran.

Het kan echter nog straffer. The Times of Israël voerde op 28 oktober een ‘anonieme voormalige IAEA inspecteur’ op die beweerde dat Iran binnen twee weken genoeg WGU geproduceerd zou hebben om een kernwapen te maken en bij wijze van spreken al het ‘point of no return’ had bereikt. Onnodig te zeggen dat het nieuws door talrijke andere media werd overgenomen.



De andere stemmen in Israël



Benjamin Netanyahu zei dat Israël niet gebonden is door enig akkoord mocht dat er toch komen. Voor het echter tot een aanval op de Iraanse installaties komt zal hij wel eerst zijn generale staf en inlichtingendiensten moeten overtuigen. Niet iedereen in Israël staat namelijk te springen om ten strijde te trekken.



Volgens Barak Ravid van de Israëlische krant Haaretz, ontving Netanyahu vorige maand, dagen voor zijn bezoek aan de VS, een rapport van het hoofd van de militaire inlichtingendienst van Israël (AMAN), generaal-majoor Aviv Kochavi. In zijn evaluatie beschreef Kochavi de veranderingen in de interne politiek van Iran sinds Hassan Rouhani 's verkiezing als president niet alleen als echt, maar ook als "significant" en "strategisch". Kochavi benadrukte in het bijzonder de toegenomen kracht van de gematigde factie en het feit dat 51 procent van de bevolking voor Rouhani had gestemd terwijl die toch niet de voorkeurskandidaat van de Opperste Leider Ali Khamenei was. Kochavi baseerde zijn analyse ook op de voornemens van Rouhani en zijn kabinet: het bevorderen van binnenlandse hervormingen, openingen zoeken naar het Westen en de economische sancties tegen Iran beëindigen.




Netanyahu negeerde het rapport volkomen. In zijn toespraak tot de VN op 30 september beschuldigde hij Rouhani ervan niet meer te zijn dan een “wolf in schaapsvacht” die niet anders was dan zijn voorganger, Mahmoud Ahmadinejad. In de talrijke interviews die hij tijdens en na zijn bezoek aan New York gaf, klaagde Netanyahu erover dat alle Iraanse presidenten, hardliners of gematigd, een pot nat waren. In weinig bedekte woorden riep hij in feite op tot een verandering van regime in Iran.



Aviv Kochavi is er zelf ook van overtuigd dat Iran aan een nucleair wapenprogramma werkt maar Iran let er volgens hem wel op om geen “rode lijn” te overschrijden. Een groot verschil met Netanyahu’s beschuldigingen dat Iran actief bezig is met de ontwikkeling van kernwapens en al veel “rode lijnen” heeft overschreden.



Andere topfiguren van de Israëlische nationale veiligheid die afwijkende meningen hebben en pleiten voor een diplomatieke benadering van Iran zijn Efraim Halevy, voormalig hoofd van de Mossad en Amos Yadlin, de huidige directeur van het Israëlische Instituut voor Nationale Veiligheidsstudies.



Eind september verklaarde Yadlin dat Netanyahu een "positieve benadering” moest aannemen en dat dialoog en onderhandelingen te verkiezen zijn boven een effectieve militaire oplossing. Hij benadrukte wel dat de dialoog geen doel op zich was maar veeleer een kader voor een proces dat erop gericht is de Iraanse nucleaire dreiging te neutraliseren.



Het voormalige hoofd van de Mossad, Efraïm Halevy, heeft zich publiekelijk gekant tegen een Israëlische aanval op Iran dat hij enkel ziet als een laatste redmiddel. Hij is al sinds lang een verdediger van een diplomatieke oplossing voor de kwestie.



In september 2012, vertelde Halevy aan Ari Shavit van Haaretz dat het noodzakelijk was dat Israël het Iraanse standpunt begreep.



"Wat we moeten doen is proberen de Iraniërs te begrijpen. Het fundamentele gevoel van die oude natie is er een van vernedering. Zowel religieuze als seculiere Iraniërs hebben het gevoel dat de westerse mogendheden hen gedurende 200 jaren als een speelpop hebben gebruikt. Ze vergeten geen moment dat de Britten en de Amerikanen zich met hun interne aangelegenheden moeiden en het regime van Mohammad Mosaddeq in 1953 hebben omvergeworpen. Vanuit hun perspectief is de reden waarom zij, tot op de dag van vandaag, geen modern spoorwegnet en geen moderne olieraffinaderijen hebben omdat het Westen dat heeft tegengehouden. Zo is de diepe drijfveer achter het Iraanse nucleaire project - dat door de Sjah werd opgestart - niet de confrontatie met Israël maar de wens om Iran de grootheid terug te geven waarvan het zo lang verstoken is geweest.”



"Ik geloof dat als het Westen een manier kon vinden om Iran alternatieve methodes voor te stellen om dat gevoel van grootsheid te verwerven, Iran zou verzaken aan de nucleaire weg. Als Iran treinen en olieraffinaderijen en een ereplaats in de regionale handel zou worden aangeboden, zou het dat serieus overwegen. U zegt wortelen? De wortelen die Iran tot nog toe kreeg aangeboden waren niet groot genoeg. Misschien waren de stokken ook niet dik genoeg.”



Een maand later, in een interview met Laura Rozen van Al-Monitor, verdedigde Halevy, net voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen, president Obama's bereidheid om te onderhandelen met Iran als "zeer moedig."



Over Netanyahu zegt hij nog: “Hij beroept zich twee keer per week op Auschwitz” en “Hij heeft een situatie gecreëerd waarin hij "vervloekt is als hij het doet en vervloekt is als hij het niet doet'', het bombarderen van Iran.”



Er is ook de regionale context die in rekening dient gebracht. Iran’s rivaal in het Golfgebied is Saoedi-Arabië. De rivaliteit tussen beide landen dateert al van vele eeuwen geleden toen er nog over Mesopotamië en Perzië werd gesproken. Het is een complex geheel maar toen al ging het, zoals nu nog steeds, om de macht in de regio van de Golf. Later is de Islam een rol gaan spelen. Beide landen zijn islamitische theocratieën maar de enen zijn soennieten en de andere sjiieten. Voor sjiieten is de koran menselijk werk, terwijl hij voor soennieten van goddelijke natuur is. Voor de Saoedi’s zijn de Iraniërs niet meer of minder dan ketters.



Anderzijds is Riyadh’s grootste angst voor een Iraans kernwapen niet noodzakelijkerwijs de directe bedreiging maar eerder dat Iran zich daardoor in een sterkere positie zou bevinden om de kleinere Golfstaten te gaan domineren. Onheilspellend is ook dat Iran applaus zou krijgen van ontevreden Arabisch volkeren en Saoedi-Arabië gezichtsverlies zou lijden.



Kosten en gevolgen



De vraag wat de kost is van een bombarderen van Iran mag dan ook gesteld worden.



Iran heeft een bevolking van bijna 80 miljoen inwoners in een land dar meer dan 3 maal zo groot is als Frankrijk. Israël telt, inclusief de Israëlische burgers in Oost-Jeruzalem en de bezette gebieden, 7,7 miljoen inwoners in een land dat iets groter is dan 2/3 van België. Beide landen liggen op ongeveer 1500 kilometer afstand van elkaar. Zelfs met hun inferieure technologie, zou een vergelding van Iran op Israël een verwoestende impact hebben, net vanwege zijn omvang.



Veel belangrijker dan het aantal inwoners, de oppervlakte en de militaire kracht van Iran is de strategische ligging ervan. Twintig procent van het olietransport van de wereld vaart door de Straat van Hormuz. Deze smalle doorgang van slechts 50 km breed ligt net buiten de kust van Iran. In 2008 zei de commandant van de Iraanse Revolutionaire Garde, Mohammad Jafari, dat als Iran zou worden aangevallen, de passage met mijnen afsluiten het eerste was wat het zou doen. De volgende actie door vertegenwoordigers van de Iraanse Revolutionaire Garde aangegeven, zou een bombardement van Saoedische olieraffinaderijen zijn.



De verstoring van de oliestroom op een dergelijk niveau zou onmetelijke economische gevolgen hebben op wereldschaal. Hoewel Iran dus op dit ogenblik (nog) geen nucleair wapen bezit is de strategische ligging en de mogelijkheid om de oliestroom te stoppen misschien wel een krachtiger afschrikmiddel dan een kernwapen. De impact zou wereldwijd zijn en de kosten van de hoge olieprijzen die daar het gevolg van zullen zijn catastrofaal voor de wereldeconomie. Zeker nu de crisis waarin de wereld sinds 2008 verzeild is geraakt, geen einde lijkt te kennen.



De volgende vraag is dan: welk voordeel Iran erbij zou hebben om kernwapens te produceren?



Zolang het Midden-Oosten zoveel mogelijk kernwapenvrij is – binnen dat gebied bezit enkel Israël atoomwapens. Daar wordt door het Westen echter nooit over gepraat – zal Iran vanwege zijn omvang en middelen genieten van een conventionele superioriteit ten opzichte van zijn buren. Als het echter atoomwapens gaat beginnen bouwen is het hek van de dam.



Kleinere landen als Koeweit en Bahrein zouden er dan ook voor kunnen kiezen om een nucleair arsenaal aan te leggen. Volgens BBC Newsnight zouden er in Pakistan ook al verschillende atoomwapens voor verscheping naar Saudi-Arabië klaarliggen.



Vorige maand zei Amos Yadlin, het voormalig hoofd van de Israëlische militaire inlichtingendienst, op een conferentie in Zweden, dat als Iran de bom had “de Saoedi’s geen maand zullen wachten. Ze hebben al voor de bom betaald, ze zullen naar Pakistan gaan en brengen mee terug wat ze terug mee moeten brengen." Het is trouwens een publiek geheim dat Saoedi-Arabië de ontwikkeling van kernwapens door Pakistan financieel heeft ondersteund. Gary Samore, tot maart 2013 President Obama’s contra-proliferatie adviseur, zegt daarover “Ik denk dat de Saoedi's geloven dat ze een vorm van een overeenkomst hebben met Pakistan, waardoor ze in extremis, aanspraak zouden kunnen maken op nucleaire wapens uit Pakistan."



In een dergelijk Midden-Oosten verliest Iran zijn conventionele superioriteit en bevindt het zich op dezelfde strategische pariteit met, vergeleken in oppervlakte, ministaten als Koeweit en Qatar. In de jaren 70 was het zich daarvan al bewust en daarom streefde het er in die tijd, samen met een ander dichtbevolkt land, Egypte, naar om van het Midden-Oosten een kernwapenvrij zone te maken. Als grote staten hadden Iran en Egypte immers het minst te winnen en het meest te verliezen bij kernwapens. Als kleine staat had Israël er het meest bij te winnen.



Ondertussen zijn we enkele decennia verder en is de politieke situatie in Iran zeer drastisch veranderd. We mogen echter veronderstellen dat ook de Islamitische Republiek Iran zich er zeer goed van bewust is dat een besluit om atoomwapens te bouwen haar strategische positie eerder zal verzwakken dan versterken.



Iran heeft een rol te spelen in alle grote conflicten in de regio van Pakistan en Afghanistan over Irak en Syrië heen tot in Libanon en Palestina. Een aanval op Iran betekent bijna zeker op zijn minst een regionale oorlog beginnen. Iran heeft immers in al die landen een netwerk van bondgenoten/milities opgebouwd. Deze groepen zijn georganiseerd en bewapend en kunnen gemakkelijk worden ge(re)activeerd. In Afghanistan heeft Iran grote invloed op veel van de krijgsheren, de mogelijkheid ze te bewapenen en voor aanvallen tegen de aanwezige buitenlandse troepen te trainen en in te zetten Iran’s bondgenoot Hezbollah is de de facto regering van Libanon en kan eventueel de noordelijke helft van Israël met raketten bestoken.



De ervaringen van de oorlogen in Irak, Afghanistan en Libanon en de voortwoedende burgeroorlog in Syrië, hebben ondertussen duidelijk gemaakt dat de capaciteit om een conflict dat zich kan uitstrekken van de oevers van de Middellandse Zee tot aan de grens van Pakistan te beheersen totaal ontbreekt.



Modderpoel Syrië



In Syrië is een situatie ontstaan die niemand meer in de hand lijkt te hebben. Er ontwikkelt zich een humanitaire ramp van steeds grotere proporties met tienduizenden vluchtelingen die de buurlanden overspoelen en slechts op minimale hulp kunnen rekenen.



Daarnaast lijkt er geen einde aan de oorlog te komen. President Assad kan rekenen op steun van Rusland, China, Iran, Irak en de Hezbollah, terwijl de rebellen iedere dag meer verdeeld lijken en salafisten en andere zich op Al Qaida beroepende milities de overhand lijken te krijgen. De situatie is in die zin geëvolueerd dat de VS en hun Westerse bondgenoten niet meer weten wie ze kunnen vertrouwen of steunen. Saoedi-Arabië, Qatar en Libië leveren wapens aan de ‘rebellen’ maar ook van de VS is geweten dat ze wapenleveringen coördineren via de CIA. Tot frustratie van Engeland en Frankrijk heeft Europa officieel het embargo behouden. Net voor het land op 1 juli 2013 tot de EU toetrad, heeft Kroatië nog snel oude voorraden wapens uit de Balkanoorlog van de jaren 1990 verkocht aan Saoedi-Arabië. Wapens die via Turkije en Jordanië naar Syrië werden ingevlogen.



Het besef is ontstaan dat Iran op een of andere manier een van de belangrijkste schakels is om uit het wespennest van Syrië te geraken. Dat is de reden dat er zo vlug mogelijk een overeenkomst moet getekend worden over het nucleaire programma. Eens dat rond is hopen velen dat het ook betekent dat een akkoord over Syrië de volgende stap kan zijn.



Iran lijkt die hoop voeding te geven. Op 12 november haalde Al-Monitor in een artikel een anonieme Iraanse bron aan die aan de gesprekken in Genève had deelgenomen: "Een akkoord over de nucleaire kwestie zal meer mogelijkheden bieden om andere problemen in de regio op te lossen. De Amerikanen willen dat, en wij ook. Syrië, Irak, Bahrein, Afghanistan, alles kan besproken worden maar eerst moet een akkoord worden bereikt over de nucleaire kwestie want zonder dat akkoord staan we allemaal terug bij AF.


Bronnen:


vrijdag 8 november 2013

Wat wilde ik nu eigenlijk vertellen?

In het stukje van Hugo Camps op deze woensdagmorgen 6 november valt enige weemoed te ontwaren. Weemoed naar een tijd toen de vakbonden er nog toe deden, dat ze nog sterk stonden en, ja, een vuist konden maken.

‘De vakbonden hebben nood aan een operatie charme’, zegt hij, ‘Helaas, juist daarvoor zijn ze niet uitgerust (…) mede door de mediatisering van politiek en maatschappij.’

Ge moogt gerust zijn. Hoewel ik het niet mediatisering zou noemen. Vroeger werden de politiek en de maatschappij ook gemediatiseerd, het verschil is dat die zich toen nog niet verder uitstrekte dan onder de klokkentoren en wat aanpalende straten. Tegenover de mondialisering scheelt dat. Met die globalisering zijn de media (kranten, tijdschriften, radio, televisie. Voor de gemakkelijkheid zeggen we in dit stukje verder altijd krant terwijl we eigenlijk media bedoelen, een krant is iets concreter) mee geëvolueerd. Tenminste als evolutie betekent opgekocht door rijke magnaten en/of kapitaalgroepen. Sindsdien zijn ook die groepen meer geconcentreerd, ‘gaan samenwerken’ zoals dat heet. Neem ‘De Standaard’ en het ‘Belangske’ van nog maar pas geleden als voorbeeld.

En het toeval wil nu, of laat ons eerder zeggen, de realiteit dat die bazen en kapitaalgroepen ook andere belangen hebben, die ze dan ook graag verdedigd zien in hun media. (Hi, ze zijn toch van hen, ze doen toch wat ze willen zeker!).

Vakbondbashing is natuurlijk één van de handige zaken die ge kunt doen als ge eigenaar zijt van een krant). De bazen vinden er altijd wel een broodschrijver (journalist) voor. Sommige journalisten denken trouwens dat ze deel uitmaken van de macht. We zullen discreet zijn en geen namen noemen.

Onlangs heb ik Hugo Camps er nog op betrapt dat hij de Morgen links noemde, of droomde ik dat? Alleszins heb ik veel vrienden en kennissen die ook in die illusie leven en nog steeds De Morgen lezen, eerder dan De Standaard of het Nieuwsblad. Ze doen dat om verschillende redenen.

Uit gewoonte, ze lezen die gazet al jaren, ze denken er niet bij na, met de slaap nog in de ogen strekt hun hand zich ’s morgens in de winkel automatisch uit naar de stapel De Morgen.

Uit nostalgie, het was ooit toch de gazet van de socialisten, ze hebben nog campagne gevoerd voor de redding ervan toen met Paul Goosens, weet ge nog (trouwens hoe zit dat met mijn aandeel? Nooit meer iets van gehoord na de verkoop aan Van Thillo. Weer genaaid).

‘Het is toch een linkse krant’. Wat aantoont dat een krant kopen dus duidelijk niet noodzakelijk betekent dat ge ze leest of alleszins ‘kritisch’ leest.

‘Omdat er toch niets anders is’. Niet dat ze al eens moeite doen om een andere zelfgeproclameerde ‘kwaliteitskrant’ zoals ‘De Standaard’ of ‘De Tijd’ te kopen. Laat staan ‘Het Laatste Nieuws’ (HETLAATSTENIEUWS!! Ge zijt wel heel zot zekers!) Of zelfs, en nu ben ik, geef ik toe, wel helemaal van de pot gerukt, een Franstalige krant zoals ‘Le Soir’ of La Libre Belgique’. Dat doet ge niet, dat is ‘de Vijand’, zeg dat Bart de W. het gezegd heeft (niet dat zij voor BdW zijn hoor!).

Hetgene wat er nog net van afkan is de ‘Metro’ oppikken in het station (dat is gratis hé) en af en toe, ‘De Gentenaar’ kopen. Maar dat is dan ‘voor het plaatselijke nieuws’, zoals wij vroeger de Playboy kochten voor de ‘goede interviews’.

Een vraag die ik mij eigenlijk al jaren stel is, waarom zijn er in de gazetten steeds bladzijden ‘economie’ waarin de standpunten, kopzorgen, successen (en af en toe ook wel tegenslagen) van de bazen aan bod komen en zijn er nooit een aantal bladzijden ‘economie’ waar de standpunten, kopzorgen, successen (en af en toe ook tegenslagen) vanuit het perspectief van de er anders te pas en te onpas bijgesleurde ‘gewone man/vrouw’ aan bod komen? Of anders gesteld: waarom is een scheet van het VOKA belangrijker dan een scheet van de vakbond?
Als ge even nadenkt hoef ik het waarschijnlijk niet uit te leggen.

En wat vreten de universiteiten eigenlijk uit dat er slechts twee economisten ‘geleerd’ genoeg zijn om steeds opnieuw opgevoerd te worden in de kranten: Schoors en Van de Cloot?

Verder ook altijd ontevreden treinreizigers, klanten, bazen en hun lakeien (de schade aan de economie nietwaar). Haast nooit het grote plaatje (dat kan natuurlijk niet in de maximum 3 minuten per item of de 150 woorden per artikel..

De informatie wordt gemanipuleerd en de indoctrinatie doet zijn giftig werk.
In mijn dorp gebeurt er nooit iets. Over de laatste inbraak (ergens rond 1956) weten we alleen via overlevering. Nooit sluit er hier iemand zijn deur, neem een stok weg uit een bos op 10 kilometer van het eerste, zelfs niet bewoonde, huis en er zal U wel iemand op aanspreken. Toch heerst er tegenwoordig enige onrust. Angst voor de volgende diefstal. Hoogst waarschijnlijk gepleegd door een Rrom. Zeker weten!
.
Wat wilde ik nu eigenlijk vertellen?

donderdag 31 oktober 2013

De truuken van de foor



Het was sinds juni bekend maar de World Food Prize werd naar jaarlijkse gewoonte pas in oktober, rond de Wereldvoedseldag op een grootse ceremonie in Des Moines (Iowa, VS) uitgereikt.

De World Food Prize Foundation, een non-profit organisatie, werd in 1986 opgericht in opdracht van Nobelprijswinnaar Norman Borlaug ter erkenning van mensen die zich inzetten voor de verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van de hoeveelheid voedsel in de wereld. Een ‘prestigieuze’ prijs, die door belanghebbende pr-mensen hier en daar wel eens als de ‘Nobelprijs van de Landbouw’ word voorgesteld.

Dit jaar was Marc Montagu, plantkundige, ex-directeur van het Departement Planten Systeembiologie van UGent en momenteel wetenschappelijk adviseur bij het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) en oprichter en voorzitter van het Institute of Plant Biotechnology Outreach (IPBO) bij de UGent.
Maar ook voorzitter van The European Federation of Biotechnology, een belangrijke pro-GMO lobby in Brussel.

Hij moet de prijs van 250.000 dollar wel delen met Mary-Dell Chilton, ‘Distinguished Science Fellow’ bij Syngenta Biotechnology en Robert Fraley, ‘executive vice president and chief technology officer’ bij Monsanto.

Een vestzak-broekzakoperatie dus. Want wie vinden we tussen de sponsors van de prijs? Nestlé, Cargill, Archer Daniels Midland, Bayer CropScience, DuPont Pioneer, Syngenta en Monsanto, kortom dé multinationale biotechbedrijven (Monsanto gaf in 2008 alleen al 5 miljoen dollar aan de World Food Prize).

Tussen de andere sponsors vinden we ook nog de Bill & Melinda Gates Foundation van Bill Gates, naast mecenas ook grootaandeelhouder van Monsanto. De Gates Foundation stimuleert en financiert niet toevallig ook vier landbouwprojecten in Afrika: alle maken gebruik van biotechnologie: Golden Rice [Syngenta), genetisch gemanipuleerde sorghum, cassave en bananen.

Hoewel genetisch gemodificeerde zaden worden bejubeld als een oplossing voor de honger in de wereld maken critici zich zorgen over de gevolgen van controle van multinationals op voedselbronnen, het verlies aan biodiversiteit en de mogelijke impact op het milieu. Dan hebben we het nog niet gehad over de mogelijke effecten op de gezondheid bij menselijke consumptie, bijvoorbeeld de overdracht van antibioticaresistentie of de creatie van allergenen.

Kritische stemmen worden dus liefst het zwijgen opgelegd. Dat kan, zoals in België, door ‘aardappelactivisten’ te stigmatiseren en te veroordelen voor bendevorming. Het kan ook anders en, op termijn, meer rendabele manieren.

Richard E. Goodman, is begin 2013 als "Associate Editor for Biotechnology" aangesteld van het wetenschappelijk tijdschrift Food and Chemical Toxicology (FCT), een nieuwe positie, naar verluid speciaal opgericht voor Goodman in de nasleep van de "Séralini affaire”. De Séralini-affaire gaat over een onderzoek onder leiding van Gilles-Éric Séralini naar de gezondheidseffecten van een dieet met GGO-maïs. In 2012 werden de resultaten gepubliceerd in Food and Chemical Toxicology. De onderzoekers concludeerden dat ratten die GGO-maïs eten vaker tumoren ontwikkelen. Uiteraard het begin van een grootse rel.

Goodman is professor bij het Food Allergy Research and Resource Program aan de Universiteit van Nebraska maar was ook, van 1997 tot 2004, werknemer van Monsanto. Hij onderzocht er onder andere de gepubliceerde papers over allergene werking en veiligheid met betrekking tot de GGO’s van Monsanto.

Goodman had tot februari 2013 geen gedocumenteerde verbinding met het tijdschrift, lees geen publicatie. Zijn aanstelling, direct op de bovenste verdiep van de redactie roept dan ook op zijn minst vragen op. Gaat Monsanto nu effectief beslissen welke papers over biotechnologie worden gepubliceerd in FCT? En is dit onderdeel van een poging van Monsanto en de bioindustrie om de controle over de wetenschap te grijpen?

De industriële voorkeur van FCT 's nieuwe waakhond voor biotechnologie blijft niet beperkt tot het feit dat hij voor Monsanto gewerkt heeft. Goodman speelt ook een actieve rol en is betrokkenheid bij het International Life Sciences Institute (ILSI), een lobbygroep gefinancierd door de GGO-multinationale en agrochemische bedrijven, waaronder, nog maar eens, Monsanto en Syngenta.

Het ILSI dus. In mei 2012 werd Diana Banati, lid van de raad van bestuur van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA), gedwongen ontslag te nemen. Ze was blijkbaar vergeten te vertellen dat ze ook bestuurslid was van het ILSI. Ondertussen is ze ‘Executive Director’ geworden van de Europese afdeling van de lobbygroep.

Met Banati en enkele andere vervelende belangenconflicten op de teller beloofde het EFSA het over een andere boeg te gooien. Verleden jaar bij de vernieuwing van de wetenschappelijke panels werden nieuwe regels opgesteld voor de beoordeling van de onafhankelijkheid van haar deskundigen.

Blijkt nu, op basis van een doorgedreven onderzoek uitgevoerd door Corporate Europe Observatory (CEO) en freelance journalist Stephane Hore, dat bijna 60% van de 209 deskundigen in die panels directe of indirecte banden met de industrie hebben.

Zo zien we dat een wetenschapper die Europa's toezichthouders op de voedselveiligheid van additieven voor diervoeders adviseerde in het bestuur zit van een stichting die gesteund word door de zuivelindustrie. Een ander adviseerde over schadelijke stoffen in voedingsmiddelen terwijl hij eerder onderzoeksteun kreeg van lobbyisten voor de Amerikaanse en Europese chemische industrie. Nog een derde die een panel voorzat over voedings- en dieetproducten zat ook in het bestuur van een door de industrie opgezet onderzoeksproject.

Alex Bach, lid van het panel over dierenvoeding was recordhouder met 24 verschillende connecties met de industrie. Hij nam in juni ontslag, kort nadat Corporate Europe Observatory zijn geval bij het EFSA aankaartte. In een interview zei hij: "Er is een maximum aan activiteiten die je met de industrie kan samendoen en ik was op de grens. Zoals alles in het leven, zijn er positieve en negatieve kanten. Als je een goede deskundige wil zal die deskundige waarschijnlijk verbindingen met de industrie hebben. Dat is de manier waarop het werkt in Europa met die bezuinigingen overal."

Zichzelf aanprijzen, draaideuren bedienen en pionnen op het schaakbord uitzetten zijn altijd al geliefde truuken van de marketingfoor geweest.