I ain't gonna work
on Maggie's farm no more
No, I aint gonna work on Maggie's farm no more
Well, I wake up in the morning
Fold my hands and pray for rain
I got a head full of ideas
That are drivin' me insane
No, I aint gonna work on Maggie's farm no more
Well, I wake up in the morning
Fold my hands and pray for rain
I got a head full of ideas
That are drivin' me insane
It's a shame the
way she makes me scrub the floor
I ain't gonna work on Maggie's farm no more.
I ain't gonna work on Maggie's farm no more.
Bob Dylan-
Deze week las ik teveel
verhalen over vluchtelingen, zag ik teveel vluchtelingenmiserie op televisie en
als toemaat ook nog een foto van de jonge Maggie in de weekendkrant. Vanmorgen
werd ik uitgeput wakker. Ik had gedroomd. Een jaar als “veiligheidsofficier” gewerkt
op de Dienst. Vreemdelingenzaken. Maggie’s Farm.
Ik had net mijn eerste job
binnengehaald als interimaris bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Nog jong, pas 25,
besliste ik over het lot van asielzoekers vanuit landen waar ik weinig of niets
van wist, laat staan dat ik er al geweest was: Kameroen, Guinea, Congo, Rusland,
Irak, Syrië, Kosovo, Albanië, Iran, China…
De weinige documentatie die mij en mijn even onschuldige pas aangeworven collega’s op onze eerste werkdag door de Dienst ter beschikking werd gesteld was verwarrend en onvoldoende om de complexiteit, de magie en de kwellende realiteit van elk land te omvatten. Hoe moesten wij ons die verre exotische landen voorstellen vanaf een computerscherm waar een trits bladzijden oplichtten na een “google” zoekopdracht? De Dienst maakte er niet veel woorden aan vuil. Wij hadden allemaal gestudeerd, een paper over een of ander land geschreven of stages gedaan in het buitenland, ja, sommigen van ons hadden zelfs een buitenlandse partner. Daarop was onze legitimiteit gebaseerd. We waren jong, ambitieus en we moesten "ambtenaren" worden, goede kleine soldaten.
Voor mij zag ik asielzoekers, mannen en vrouwen die op het ogenblik dat
ik nog moest leren leven een verleden geleefd hadden en om politieke of
economische redenen voor ballingschap hadden gekozen. De Dienst wilde dat ik filterde.
Degenen die om het eerste motief naar België kwamen konden de
vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming claimen. De economische
migranten moesten worden afgewezen. Zo eenvoudig was dat. Mijn taak bestond
eruit om al die kandidaten, na het doornemen van hun papieren dossier, te ondervragen
tijdens een vertrouwelijk gesprek.
Ik kreeg slechts twee uur om de “waarheid”
te ontdekken. Zoals een arts bij zijn patiënt moest ik de ziekte diagnosticeren:
echt of ingebeeld? Reden voor het verlaten van het land: politiek of economisch?
Het leek wel op een scène uit een absurde film: een onzekere jongen met een krakkemikkig,
opgeschoond cv tikte op een toetsenbord de antwoorden in van een oudere man met
een vermoeide glimlach of een jonge vrouw met een vervelende zenuwtic. Het was alsof
een eerstejaarsstudent geneeskunde een patiënt moest onderzoeken en uitmaken of
het nu kanker was of niet. Het harde metalige tiktakken van de klok tegen de
muur van mijn interviewhok gaf het aftellen aan: je hebt nog 40 minuten om mij
te bewijzen dat je ziek bent en dat ik je kan redden, je hebt nog 39 minuten…
Geen enkele van hen sprak
Vlaams, sommigen spraken Frans of Engels. Een paar goed, anderen onverstaanbaar.
Afhankelijk van het niveau van hun Frans of Engels vertaalden de tolken mijn
vragen min of meer getrouw. Ik werd verscheurd door duizenden twijfels. Hoe kon
ik een vertrouwelijk gesprek beginnen via een tussenpersoon? Hoe kon ik, die de
taal van mijn gesprekspartner niet kende en tot voor kort niet eens wist hoe
die klonk, weten of mijn vraag goed vertaald was? Of het antwoord? Hoe kon ik de
spontaneïteit of oprechtheid van die antwoorden beoordelen via niet-simultane
vertaling? Hoe kon een zo korte vraag in het Frans zo lang zijn in het Bubi?
Mijn verbijstering was groot toen ik de Pakistaanse tolk op heterdaad betrapte.
Ze blies de geïnterviewde asielzoekers de juiste antwoorden in wanneer ze
vertaalde. Hoe kon ik het haar kwalijk nemen wanneer de Dienst mij opdroeg de
nationaliteit van de Pakistanen te controleren door hen een paar woorden als
"school" of “trouwboek” te laten zeggen?
Na een dergelijk interview moest ik Iedere keer weer urenlang door
kilometerlange gangen waar een felle tegenwind waaide terug naar mijn kantoor. Op
het scherm vulde ik dan bladzijden en bladzijden computerformulieren in. Ik zat
daar alleen voor mijn scherm. Niemand had het proces-verbaal nagelezen of
ondertekend. De asielaanvrager had een verklaring afgelegd zonder de inhoud
ervan na te lezen. Op sommige vragen op het computerformulier moest ik improviseren
want ik had blijkbaar de vraag niet gesteld of kon mijn eigen geschrift niet
meer lezen. En zonder antwoord kon ik het ‘dossier’
nier afsluiten en haalde in mijn quotum niet.
Ik moest een positief of negatief besluit voorstellen dat het lot van de
asielzoeker definitief zou bepalen. De Dienst gaf me geen tijd om na te denken
of te overleggen met mijn collega's. Ik zat hier maar als interimaris, met een
tijdelijk contract en als ik dat wilde verlengd zien moest ik rendement halen.
Deze keer was het luide tiktakken van de klok voor mij bedoeld: ik had nog 22
minuten om over het lot van die vrouw, met de verbrande vingers of die joviale
dikke man te beslissen. Collega’s die er al een maand of vijf zaten verzekerden
mij dat ik met wat ervaring de onmisbare aanleg voor ons beroep zou verwerven:
De Intieme Overtuiging. Die onbeschrijflijke
intuïtie die je voelt als een asielzoeker liegt.
Het aftellen werd een obsessie. Ik moest altijd betere resultaten halen.
De Dienst vond dat de behandeling van het dossier van een asielverzoek te lang
duurde. Van 18 maanden zakte het naar twaalf en dan naar zes. Het moest altijd
sneller. Ik kreeg geen tijd meer om ze te spreken. Het was niet meer nodig om
ze op te roepen voor een gesprek. Ze werden zonder onderhoud afgewezen. Het
schiften werd ruwer. De Dienst vertrouwde volledig op mijn Verlicht Oordeel. Nooit werd ik opgeroepen om het een of ander te
bediscussiëren. Nooit mocht ik twijfelen: het was ja of neen. Het woord maar werd taboe verklaard en gebruik
ervan reden voor ontslag op staande voet..
De asielzoekers mochten ook niet langer fouten maken bij het invullen van hun
aanvraag. Als hun geschreven verhaal bestond uit een paar onsamenhangende anekdotes
moest ik ze afwijzen wegens "minimaal
en weinig gedetailleerd verhaal.”. Was hun verhaal lang, coherent en
gedetailleerd moest ik ze afwijzen wegens “duidelijk
onbetrouwbaar en geconstrueerd verhaal.” Vertelden ze over een knokpartij met
politieke tegenstanders moest ik ze terugwijzen wegens "stereotiep en onpersoonlijk verhaal."
Ik werd een afwijzingsmachine en doorliep onvermoeibaar het door de Dienst ter
beschikking gestelde 2000 pagina’s dikke synoniemenwoordenboek op zoek naar steeds
nieuwere negatieve termen om de weigering te motiveren: onvoldoende expliciet,
onsamenhangende weinig overtuigende argumenten... Ik vermelde al die woorden in
een brief en vergat dat die zou toekomen bij een man of vrouw die het met de
tranen in de ogen zou lezen.
Afhankelijk van het land was de toekenning van het vluchtelingenstatuut meer of minder toegankelijk. De afdeling “safe countries” werkte keihard. Iedere dag kwam er een land bij. De lijst bevatte op een bepaald ogenblik 365 landen terwijl er maar 193 landen lid zijn van de UNO. Dossiers van asielzoekers die ik met een ‘ja’ beoordeelde en die uit “safe countries” kwamen moesten een bijkomende handtekening krijgen van mijn baas en zijn baas en uiteindelijk ook de grote baas. Mijn woord werd gewikt en gewogen, het woord van de asielzoekers stond er niet eens meer in. Hun woord was het niet waard.
De Dienst was zijn goede kleine soldaten dankbaar. Ik had mijn cijfers gehaald
en werd beloond met een bon van de FNAC en een nieuw tijdelijk contract voor
zes maanden.
Ineens ontving ik nog enkel dossiers van asielzoekers die niet logen. Ze
probeerden hun verhaal niet op te smukken. Hun verhalen waren wanhopig eerlijk,
alsof ze nederig verwachtten door de hemel beloond te worden. Maar door de
waarheid te vertellen, werden ze snel afgewezen. Ze maakten ook weinig kans als
ze in beroep gingen. Hun tijdelijke verblijfsvergunning werden niet verlengd.
Ze werden uitzetbaar. Begrepen ze dat dan niet?
Ik realiseerde me dat ik wilde dat ze me verhalen vertelden die correct binnen de wettelijke criteria vielen. Ik; die een paar maanden eerder Tsjetsjenen smeekte mij hun in der haast in donkere steegjes gekochte politieke verhalen te besparen.
Mijn geest plooide onder het gewicht van de gezichten van de spoken. De
Dienst had me daarop niet voorbereid. Er was niets voorzien voor de
nachtmerries van de goede kleine soldaten. Ik herinnerde me ineens de vader die
de foto's van zijn gestorven kinderen zacht streelde. Ik was bezorgd over de
moeder die alleen in een container in de buurt van de haven woonde. Ik dacht aan
dat jonge meisje, geterroriseerd door de verkrachting van haar kleine zus. Hoe
hen vertellen dat hun lijden niet telde, hen nooit in staat zou stellen om de
bescherming die ze zochten te verkrijgen? Deze keer was ik hulpeloos en mijn
"Innerlijke Overtuiging"
diende tot niets meer.
Ik werd wakker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten