vrijdag 7 april 2006

De NAVO is (weer maar eens) aan uitbreiding toe

De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) zou volgens Bush’ beleid nog verder moeten uitgebreid worden. De NAVO, een relict van de Koude Oorlog, moet volgens de Amerikaanse neoconservatieven ook nog Australië, Nieuw Zeeland, Japan, en Zuid-Korea tot haar rangen laten toetreden. De NAVO moet immers het instrument worden om bijvoorbeeld ’populistische’ overheden in Latijns-Amerika en mensenrechtenactivisten in Afrika te intimideren. In juni staat de NAVO’s eerste showoptreden in Afrika geprogrammeerd.

Voor de westkust, de olierijke westkust, zullen zowat 7.000 VS-, NAVO-, en Kaapverdische troepen een militaire oefening, codenaam "Live X," houden op de Kaapverdische eilanden Sao Vicente, Sal en Santo Antao.

Ook aan de andere kant van de Oceaan, laat de Bush-regering, in samenwerking met de NAVO, als een waarschuwing aan Venezuela en andere ’linkse’ regeringen, haar spierballen rollen tijdens militaire oefeningen.

In een herhaling van de zeemanoeuvres die de VS ’toevallig’ hield in de periode dat in april 2002 werd gepoogd de Venezolaanse President Hugo Chávez af te zetten, ontplooit de VS-marine van begin april tot eind mei, vanop haar vliegdekschip USS George Washington, gevechtstroepen in de waters voor de Venezolaanse kust: "Operation Partnership of the Americas" (sic).

Amerikaanse, Britse en Nederlandse soldaten trainen in Jamaica Caraïbische veiligheidstroepen als onderdeel van "Operations Tradewinds." In mei tenslotte zullen de VS samen met Canada, Frankrijk, Nederland én België (met ons ’populair’ marineschip Westdiep) onder andere op Curaçao en het Franse Guadeloupe in actie komen met in totaal vierduizend man. "Joint Caribbean Lion 2006" heet de oefening.

De Bush-regering gebruikt nu zijn neoconservatieve bondgenoten in de Nederlandse overheid om Chávez ervan te beschuldigen plannen te hebben de Nederlandse Antillen binnen te vallen. In een echo van het neoconservatieve taalgebruik van Bush, noemde de Nederlandse Minister van Defensie Henk Kamp Chávez een "onverdraagzame volkspopulist" die Aruba, Bonaire, en Curaçao (de zogenaamde "ABC-eilanden") wil binnenvallen.

De Venezolanen hebben uiteraard gereageerd op die volgens hen absurde bewering en gaven aan dat het net de Verenigde Saten zijn die vooruitgeschoven militaire luchtmachtbasissen (officiëel enkel bedoeld om aan drugsbestrijding te doen) hebben op Aruba en Curaçao. Maar alleen al daarom zou een invasie niet verstandig zijn. Als er al een bedreiging is voor de autonomie van Antillen, komt die eerder van Washington en zijn Nederlandse bondgenoten.

De neo-conservatieve Nederlandse overheid heeft via de uiteindelijk afgeblazen, in maart te houden “Ronde Tafelconferenties” (RTCs) met de Antillen en Aruba, geprobeerd om de eilanden te overtuigen haar gerechtelijke autonomie aan de centrale Nederlandse overheid af te staan. Dit in schril contrast tot de aan de gang zijnde inspanningen van de Antillen die willen dat Nederland de autonomie overdraagt aan de individuele eilanden en het federale systeem grotendeels afschaft.

Terwijl Bush en de Nederlanders Chávez beschuldigen een oogje te hebben op de ABC-eilanden, kan Washington ondertussen rustig doorgaan met het steunen van een separatistische beweging in de olierijke westelijke Venezolaanse provincie Zulia (50% van de olie-inkomsten en 20% van het BNP van Venezuela).

Manuel Rosales is er, na de vorige verkiezingen, één van de twee overblijvende Venezolaanse rechtse gouverneurs. Een recent opgerichte rechtse en "pro-business" groep Rumbo Propio (Eigen Weg) wil er in oktober een referendum houden over autonomie. Rumbo Propio’s voorzitter Néstor Suárez heeft ontkend dat zijn beweging onafhankelijkheid wil van Venezuela, zij willen immers enkel liever een president dan een gouverneur en een wetgevende senaat om de ’veiligheid’ beter te kunnen garanderen. Uiteraard zou een anafhankelijk/autonoom Zulia Bush goed uitkomen.

Andere Latijns-Amerikaanse landen met ’populistische’ regeringen mogen zich waarschijnlijk ook voorbereiden op dergelijke naar ’autonomie’ strevende groeperingen. In Bolivia, waar Evo Morales - een vriend van Chávez - enkele weken geleden tot president werd verkozen, zijn in het gasrijke Chaco-gebied ook separatischte groeperingen actief.

Maar niet alleen Latijns-Amerika bezit olie. De Verenigde Staten steunen onafhankelijkheids- of autonomiebewegingen in alle regio’s om op die manier olierijke gebieden te onttrekken aan het gezag van centrale regeringen die anti-Bush gezind zijn.

De parallellen tussen Zulia en Ahwaz in Iran zijn opvallend. In Iran bijvoorbeeld mag in Khuzestan, de 'Democratic Solidarity Party of Ahwaz' (nochtans een Arabische “partij van de massa’s” die geleid wordt volgens de principes van het democratisch centralisme) rekenen op de steun van de Amerikaanse en Britse geheime diensten in haar strijd voor meer autonomie. In het zuidwesten van Iran, grenzend aan Irak, ligt immers het olierijke en etnisch-religieus aan Irak verwante Khuzestan met in de nabijheid, net over de grens, Amerikaanse en Britse troepen. De sleutel tot de toekomst van Iran ligt waarschijnlijk in dat gebied.

De Beirut Daily Star voorspelt dat "de eerste stappen van een invasie zullen gezet worden door de bezetting van Iran’s olierijke provincie Khuzestan, waarbij de strategische Straat van Hormuz gecontroleerd wordt en de Iraanse oliebevoorrading kan afgesneden worden waardoor de rest van Iran zal moeten terugvallen op zijn beperkte voorraden".


Globalsecurity.org
noemt de invasiestrategie zelfs de "Khuzestan Gambit" met de scherpzinnig opmerking dat de provincie "dat ene grote vlakke stuk Iraans land is ten westen van het Zagrosgebergte. Zwaarbewapende Amerikaanse troepen kunnen snel Khuzestan bezetten en op die manier de controle overnemen over het grootste deel van Iran’s olie en niet-onbelangrijke gedeelten van de waterbevoorrading en opgewekte electriciteit."

In deze "Khuzestan Gambit" strategie, zouden Amerikaanse en Britse troepen een Arabische opstand steunen en op die manier het gebied omvormen tot een de facto autonoom protectoraat "Arabistan" of "Ahwaz" die uiteindelijk de controle overneemt van ’s lands olie-industrie. Door die streek in economische ’gijzeling’ te nemen denken de Amerikanen dan hun voorwaarden aan Teheran te kunnen dicteren. In het groteske denken van de Pentagon-strategen zou het wel eens kunnen dat de regerende ayatollah’s, doordat hun de toegang tot Iran’s olierijkdom ontzegd is, hun macht verliezen en zou er een nieuwe, door Iraanse hervormers geleide, revolutie kunnen uitbreken.

Maar het kan ook omgekeerd want in andere gebieden vormen onafhankelijkheidsbewegingen net een gevaar voor de oliebelangen van de Verenigde Staten. Daar steunt de Bush-regering dan weer de centrale regeringen met militair materiaal en anti-guerilla trainingen. Voorbeelden hiervan zijn het olierijke "Aceh" in het noordwesten van Sumatra op Indonesië, de Angolese Cabinda-enclave en het Delta-gebied van Nigeria.

Er is echter een maar. De ’strategische’ gebieden liggen verspreid over de hele wereld. Het is, ook voor de Amerikanen, onmogelijk alles te controleren. De NAVO lijkt daarom een uitstekend instrument om die strategie te ondersteunen. De NAVO moet dan wel groter, sterker en, vooral, overal aanwezig zijn: tot in Azië en Oceanië toe.

De NAVO is (weer maar eens) aan uitbreiding toe

worden. De NAVO, een relict van de Koude Oorlog, moet volgens de Amerikaanse neoconservatieven ook nog Australië, Nieuw Zeeland, Japan, en Zuid-Korea tot haar rangen laten toetreden. De NAVO moet immers het instrument worden om bijvoorbeeld 'populistische' overheden in Latijns-Amerika en mensenrechtenactivisten in Afrika te intimideren.

In juni staat de NAVO's eerste showoptreden in Afrika geprogrammeerd.

Voor de westkust, de olierijke westkust, zullen zowat 7.000 VS-, NAVO-, en Kaapverdische troepen een militaire oefening, codenaam "Live X," houden op de Kaapverdische eilanden Sao Vicente, Sal en Santo Antao.

Ook aan de andere kant van de Oceaan, laat de Bush-regering, in samenwerking met de NAVO, als een waarschuwing aan Venezuela en andere '{linkse}' regeringen, haar spierballen rollen tijdens militaire oefeningen.

In een herhaling van de zeemanoeuvres die de VS '{toevallig}' hield in de periode dat in april 2002 werd gepoogd de Venezolaanse President Hugo Chávez af te zetten, ontplooit de VS-marine van begin april tot eind mei, vanop haar vliegdekschip USS George Washington, gevechtstroepen in de waters voor de Venezolaanse kust: "Operation Partnership of the Americas" (sic).

Amerikaanse, Britse en Nederlandse soldaten trainen in Jamaica Caraïbische veiligheidstroepen als onderdeel van "Operations Tradewinds."

In mei tenslotte zullen de VS samen met Canada, Frankrijk, Nederland én België (met ons '{populair}' marineschip Westdiep) onder andere op Curaçao en het Franse Guadeloupe in actie komen met in totaal vierduizend man. "Joint Caribbean Lion 2006" heet de oefening.


De Bush-regering gebruikt nu zijn neoconservatieve bondgenoten in de Nederlandse overheid om Chávez ervan te beschuldigen plannen te hebben de Nederlandse Antillen binnen te vallen. In een echo van het neoconservatieve taalgebruik van Bush, noemde de Nederlandse Minister van Defensie Henk Kamp Chávez een "{onverdraagzame volkspopulist}" die Aruba, Bonaire, en Curacao (de zogenaamde "ABC-eilanden") wil binnenvallen. De Venezolanen hebben uiteraard gereageerd op die volgens hen absurde bewering en gaven aan dat het net de Verenigde Saten zijn die vooruitgeschoven militaire luchtmachtbasissen (officiëel enkel bedoeld om aan drugsbestrijding te doen) hebben op Aruba en Curacao. Maar alleen al daarom zou een invasie niet verstandig zijn.

Als er al een bedreiging is voor de autonomie van Antillen, komt die eerder van Washington en zijn Nederlandse bondgenoten. De neo-conservatieve Nederlandse overheid heeft via de uiteindelijk afgeblazen, in maart te houden “Ronde Tafelconferenties” (RTCs) met de Antillen en Aruba, geprobeerd om de eilanden te overtuigen haar gerechtelijke autonomie aan de centrale Nederlandse overheid af te staan. Dit in schril contrast tot de aan de gang zijnde inspanningen van de Antillen die willen dat Nederland de autonomie overdraagt aan de individuele eilanden en het federale systeem grotendeels afschaft.

Terwijl Bush en de Nederlanders Chávez beschuldigen een oogje te hebben op de ABC-eilanden, kan Washington ondertussen rustig doorgaan met het steunen van een separatistische beweging in de olierijke westelijke Venezolaanse provincie Zulia (50% van de olie-inkomsten en 20% van het BNP van Venezuela).

Manuel Rosales is er, na de vorige verkiezingen, één van de twee overblijvende Venezolaanse rechtse gouverneurs. Een recent opgerichte rechtse en "pro-business" groep Rumbo Propio (Eigen Weg) wil er in oktober een referendum houden over autonomie. {Rumbo Propio's} voorzitter Néstor Suárez heeft ontkend dat zijn beweging onafhankelijkheid wil van Venezuela, zij willen immers enkel liever een president dan een gouverneur en een wetgevende senaat om de '{veiligheid}' beter te kunnen garanderen.

Uiteraard zou een anafhankelijk/autonoom Zulia Bush goed uitkomen. Andere Latijns-Amerikaanse landen met '{populistische}' regeringen mogen zich waarschijnlijk ook voorbereiden op dergelijke naar '{autonomie}' strevende groeperingen. In Bolivia, waar Evo Morales - een vriend van Chávez - enkele weken geleden tot president werd verkozen, zijn in het gasrijke Chaco-gebied ook separatischte groeperingen actief.

Maar niet alleen Latijns-Amerika bezit olie.

De Verenigde Staten steunen onafhankelijkheids- of autonomiebewegingen in alle regio's om op die manier olierijke gebieden te onttrekken aan het gezag van centrale regeringen die anti-Bush gezind zijn.
De parallellen tussen Zulia en Ahwaz in Iran zijn opvallend.

In Iran bijvoorbeeld mag in Khuzestan, de Democratic Solidarity Party of Ahwaz (nochtans een Arabische “partij van de massa's” die geleid wordt volgens de principes van het democratisch centralisme) rekenen op de steun van de Amerikaanse en Britse geheime diensten in haar strijd voor meer autonomie. In het zuidwesten van Iran, grenzend aan Irak, ligt immers het olierijke en etnisch-religieus aan Irak verwante Khuzestan met in de nabijheid, net over de grens, Amerikaanse en Britse troepen. De sleutel tot de toekomst van Iran ligt waarschijnlijk in dat gebied.

De {Beirut Daily Star} voorspelt dat "{de eerste stappen van een invasie zullen gezet worden door de bezetting van Iran's olierijke provincie Khuzestan, waarbij de strategische Straat van Hormuz gecontroleerd wordt en de Iraanse oliebevoorrading kan afgesneden worden waardoor de rest van Iran zal moeten terugvallen op zijn beperkte voorraden}".

Globalsecurity.org noemt de invasiestrategie zelfs de {{"{Khuzestan Gambit}"}} met de scherpzinnig opmerking dat de provincie "{dat ene grote vlakke stuk Iraans land is ten westen van het Zagrosgebergte. Zwaarbewapende Amerikaanse troepen kunnen snel Khuzestan bezetten en op die manier de controle overnemen over het grootste deel van Iran's olie en niet-onbelangrijke gedeelten van de waterbevoorrading en opgewekte electriciteit.}"

In deze {{"{Khuzestan Gambit}"}} strategie, zouden Amerikaanse en Britse troepen een Arabische opstand steunen en op die manier het gebied omvormen tot een de facto autonoom protectoraat "{Arabistan}" of "{Ahwaz}" die uiteindelijk de controle overneemt van 's lands olie-industrie. Door die streek in economische '{gijzeling}' te nemen denken de Amerikanen dan hun voorwaarden aan Teheran te kunnen dicteren. In het groteske denken van de Pentagon-strategen zou het wel eens kunnen dat de regerende ayatollah's, doordat hun de toegang tot Iran's olierijkdom ontzegd is, hun macht verliezen en zou er een nieuwe, door Iraanse hervormers geleide, revolutie kunnen uitbreken.

Maar het kan ook anders want in andere gebieden vormen onafhankelijkheidsbewegingen net een gevaar voor de oliebelangen van de Verenigde Staten. Daar steunt de Bush-regering dan weer de centrale regeringen met militair materiaal en anti-guerilla trainingen. Voorbeelden hiervan zijn het olierijke Aceh in het noordwesten van Sumatra op Indonesië, de Angolese Cabinda-enclave en het Delta-gebied van Nigeria.

Er is echter een maar. De '{strategische}' gebieden liggen verspreid over de hele wereld. Het is, ook voor de Amerikanen, onmogelijk alles te controleren. De NAVO lijkt daarom een uitstekend instrument om die strategie te ondersteunen. De NAVO moet dan wel groter, sterker en, vooral, overal aanwezig zijn: tot in Azië en Oceanië toe.

vrijdag 14 oktober 2005

Ondanks toename investeringen blijven Afrika en Latijns-Amerika arm

Vorig jaar kwam een einde aan de daling die de buitenlandse investeringen drie jaar lang kenmerkten. De VN-organisatie Unctad becijferde in het ’World Investment Report’ dat bedrijven vorig jaar 648 miljard dollar investeerden in andere landen.

De groei is, met uitzondering voor Afrika, een wereldwijd fenomeen.

Enerzijds behouden, ondanks het feit dat de tien grootste dalers in de lijst van ontvangende landen industrielanden zijn, de Verenigde Staten hun leiderspositie als grootste magneet van buitenlands kapitaal. Ze worden gevolgd door Groot-Brittannië en China.

Maar anderzijds gingen een derde van de investeringen in 2004 naar ontwikkelingslanden - het grootste aandeel sinds 1997. Al is de verdeling erg ongelijk, zowel mondiaal als regionaal.

De regio Azië en de Stille Zuidzee spant opnieuw de kroon wat betreft zowel volume als groei: 148 miljard dollar - een stijging met 46 procent. China is voor het zoveelste jaar op rij de grootste ontvanger van buitenlandse investeringen. China en Hongkong zijn goed voor tweederde van alle investeringen in Azië. "Je kan China nog steeds als een ontwikkelingsland zien", zegt Kell, "want er zijn in dat land nog grote gebieden die straatarm zijn. Buiten de steden leven nog een half miljard mensen in armoede."

Een belangrijke trend, de knik in de curve kunnen we wel stellen, is dat ontwikkelings- en transitielanden zich steeds meer aan overzeese investeringen wagen.
Een steeds groter deel zijn immers Zuidzuid-investeringen, en dat is grotendeels te danken aan de Chinese queeste voor olie. China is immers niet langer enkel een magneet van buitenlands kapitaal maar investeert ook steeds meer in andere landen. Dat heeft uiteraard in de eerste plaats te maken met de groeiende behoefte naar olie. Chinese investeerders hebben zich op Afrika en Latijns-Amerika gestort om de velden daar te ontsluiten.

Afrika

Franse, Nederlandse, Zuid-Afrikaanse en Britse bedrijven zijn de belangrijkste investeerders in Afrika. Die landen zijn samen goed voor de helft van de investeringen in het continent dat amper 18 miljard dollar aantrok - een status quo in vergelijking met 2003.

In vergelijking met de andere regio’s in het Zuiden is Afrika terra incognita voor bedrijven. Afrika trekt amper drie procent van de wereldwijde internationale investeringen aan. Ook de groei is ondermaats. In vergelijking met 2003 steekt de Afrikaanse status quo af tegen de Latijns-Amerikaanse en Aziatische groei van 44 en 46 procent.

Ook op langere termijn volgt Afrika de internationale trend van groeiende investeringen onvoldoende. De buitenlandse investeringen in Afrika stegen tussen 1994 en 2004 van acht naar twintig dollar per hoofd van de bevolking. In China alleen al investeren bedrijven nu 46 dollar per hoofd van de bevolking.

Het verschil is te verklaren doordat de Afrikaanse markten nog steeds bijna uitsluitend gericht zijn op de export van olie en andere grondstoffen. "Afrika trekt traditioneel investeringen aan naar enclaves die georiënteerd zijn op de export van basisgrondstoffen. Een export die weinig banden heeft met de rest van de economie", stelden de onderzoekers van Unctad eerder deze maand al in het rapport "Rethinking the Role of Foreign Direct Investment".

Bovendien is de Afrikaanse groei niet duurzaam, zo blijkt uit het nieuwe rapport. De 18 miljard dollar investeringen van 2004 zijn grotendeels te danken aan de hoge olieprijzen. Olielanden als Nigeria, Angola, Equatoriaal-Guinea, Soedan en Egypte zijn de grootste magneten van buitenlands kapitaal. Samen zijn die vijf landen goed voor de helft van de buitenlandse investeringen in Afrika. Afrika is duidelijk geen prioriteit voor bedrijven. Als je de olie en de basisgrondstoffen wegdenkt, hou je niet veel meer over".

"Ik verwijs altijd naar Zambia", zegt George Djolov, de hoofdeconoom van de Kamers van Koophandel in Industrie van Zuid-Afrika. "Schitterende investeringscijfers in de jaren 70. Maar toen de koperprijs daalde, ging alles verloren."

Latijns-Amerika en de Cariben

Anders loopt het in Latijns-Amerika en de Cariben. Na vier opeenvolgende jaren van achteruitgang groeiden de buitenlandse investeringen in 2004 met 44% tegenover 2003. 68 miljard dollar: zoveel investeerden buitenlandse, vooral Amerikaanse en Europese bedrijven. Een stijging die, als is ze weliswaar 80 miljard dollar minder in absolute cijfers, niet moet onder doen voor de groei in Azië en de Stille Zuidzee.

In Brazilië en Mexico rinkelt de kassa het luidst - samen streken ze meer dan 52 procent van de investeringen op. Die landen, de grootste en meest volkrijke landen van de regio, investeren ook het meeste in de rest van de wereld. Mexicaanse en Braziliaanse bedrijven alleen al pompten 11 miljard dollar in het buitenland. In Mexico zijn cementgigant Cemex en het telecombedrijf América Móvil en in Brazilië het staatsoliebdrijf Petrobras de grote investeerders.

Dat er opnieuw geïnvesteerd wordt is goed nieuws voor bedrijven die international actief zijn in Latijns-Amerika en de Cariben. Maar ook hier hebben de cijfers voor de 224 miljoen armen en de 96 miljoen extreme armen in de regio weinig betekenis. "Buitenlandse investeringen zorgen op zich niet voor meer sociale ontwikkeling", zegt Tagi Sagafi-nejad, een Texaanse professor die lid is van het panel dat het rapport van de VN-organisatie Unctad gisteren in Mexico-stad voorstelde. "Of er een herverdelingseffect is, hangt rechtstreeks af van de rol die de overheid in elk land wil spelen", voegt Cristina Casanueva toe, een Mexicaanse professor die meewerkte aan de studie.

Als het op herverdeling aankomt, zijn er weinig regio’s in de wereld die slechter scoren dan Latijns-Amerika. In 2003 becijferde de Wereldbank in het rapport "Inequality in Latin America and the Caribbean: Breaking With History?" de ongelijkheid: de rijkste tien procent van de bevolking strijkt de helft op van het totale inkomen - de armste tien procent slecht 1,6 procent. "De ongelijkheid dringt door in elk aspect van het leven: het onderwijs, de gezondheidszorg, de overheidsdiensten, de landverdeling, de toegang tot krediet en jobs en de politieke invloed", stelt die studie.
________________________
Dit artikel is een samenvatting van verschillende andere met als bron het IPS - Diego Cevallos, Julia Spurzem en Moyiga Nduru
Volg de link naar het
World Investment Report

zondag 4 september 2005

Wikipedia: het meest sexy ding in de informatietechnologie

Van 4 tot 8 augustus, had in Frankfurt “Wikimania” plaats. De eerste globale samenkomst van de wikipedianen die collectief goed op weg zijn om hun doel te bereiken: vrije ‘online’ encyclopedieën in elke taal ter wereld.

Vrijwilligers hebben in vijf jaar tijd door collectief samenwerken, het gebruik van een innovatief nieuw hulpmiddel ’wiki’ en vrijwel zonder kosten, een van de grootste succesverhalen van het Web gecreëerd. Door ’wiki’ te gebruiken kan iedereen met een toegang tot het internet schrijven en publiceren op het internet.

Het succesverhaal Wikipedia heeft de laatste twee jaar een explosieve groei gekend en staat nu, volgens www.alexa.com (dé referentie in statistieken over het internet) met 13 miljoen bezoekers per dag bij de top vijftig van meest bezochte websites ter wereld.
Mocht het een commerciële onderneming zijn zou de site, volgens sommige ramingen, nu een waarde hebben van meer dan een half miljard dollar. Maar handelswaarde komt niet voor in de terminologie van wikipedia. In feite is het meest aanvaarde universele anathema binnen dit collectief eerder "vrij zoals in vrije mening - niet vrij zoals in vrij (gratis) bier".

Cunningham, de ontwikkelaar startte een decennium geleden met zijn eerste programma voor ‘bewerkbare webpagina’s’ en noemde het een ‘wiki’. Dit naar analogie met de Hawaiaanse term wikiwiki die ‘snel’ of ‘informeel’ betekent.
Jarenlang gebruikte Cunningham zijn eigen wiki als een hulpmiddel voor communicatie binnen een kleine gemeenschap van software-ontwikkelaars. Tot vijf jaar geleden Jimbo Wales, een internet-ondernemer, hem vroeg of zijn ‘wiki’ kon gebruikt worden om een vrije online encyclopedie te creëren. "Ja”, antwoordde Cunningham, "maar dan zal het geen encyclopedie zijn. Het zal een wiki zijn". Het bleek uiteindelijk allebei te zijn. Onbewust had Cunningham één van de grootste hulpmiddelen voor sociale netwerking gecreëerd. Het was echter Wales’ visie - en de inzet van wat snel uitgroeide tot een globaal online vrijwilligersleger - dat het wikifenomeen op een hoger niveau bracht.

De aangeboden kans om eigen ‘inhoud’ te creëren via een methode die zo gemakkelijk en prettig te gebruiken was, maakte dat er snel een grote gemeenschap groeide rond de wikipedia-site. Binnen een kort tijdsbestek werden eerst duizenden, toen tienduizenden en dan letterlijk honderdduizenden artikels, foto’s, illustraties, kaarten en andere middelen van online kennisoverdracht bijeengebracht, aangepast, verbeterd en uiteindelijk gepubliceerd. Volgens de eigen statistieken van de beweging, zijn er 3.800 hardcore gebruikers die meer dan 100 artikels per maand schrijven, aanpassen en publiceren, en nog eens 18.000 die er minstens vijf maken.


De eerste Wikipedia waren Engels en Duits maar ze werden vlug gevolgd door het Frans, het Italiaans, het Spaans, het Japans, het Chinees, het Arabisch, het Esperanto, het Nederlands, en zelfs het Ido (de taal die in 1907 door de Communistische Internationale voorgesteld werd als internationale communicatietaal)... Momenteel is wikipedia in bijna 200 talen beschikbaar.

Het doel is "tegen 2015 elke taal in de wereld te voorzien die door minstens één miljoen mensen wordt gesproken". In de Engelse versie staan er nu 680.000 artikels, in het Duits meer dan 270.000, 147.000 in het Frans, 26.000 in het Esperanto, 3380 in het Latijn en 85.000 in het Nederlands.
Maar daar hield het niet mee op.

Als de wikis konden gebruikt worden om een referentiewerk van uitstekende kwaliteit zoals een encyclopedie op te zetten kon de volgende stap niet anders zijn dan een online woordenboek en een thesaurus kunnen zijn, Wiktionary.
Of waarom niet Wikiquote, een uitgebreide verzameling gedetailleerde spreekwoorden, citaten van mensen en uit boeken. Al vlug werden nieuwe wikis voorgesteld. Misschien konden wikis helpen de crisis in de journalistiek oplossen door burgers toe te laten hun eigen nieuws te melden. Wikinews werd opgezet. Anderen zagen dan weer brood in Wikibooks - “een gemeenschapsproject met als doel de mensheid kosteloze open content leerboeken en ander lesmateriaal ter beschikking te stellen” - Wikispecies - “Wikispecies wil een open en vrije samenvatting van alle soorten levende wezens zijn” of Wikimedia Commons - “een centrale opslag van vrij te gebruiken afbeeldingen, muziek, geluid en video“.

Al deze projecten zijn nu beschikbaar via de Stichting Wikimedia, een wat men in het Vlaams VZW zou noemen, waarvan het doel het bevorderen van vrije educatieve inhoud is dat kosteloos ter beschikking gesteld wordt van het publiek.
En de ideeën blijven borrelen. Projecten waar over nagedacht wordt zijn bijvoorbeeld een online atlas die door het publiek in kaart wordt gebracht; een verzamelplaats voor klassieke muziek die door studentenorkesten moet worden uitgevoerd; een fileformaat dat moet wedijveren met het machtige MP3; een online leerplan voor alle leeftijden van de kleuterschool tot aan de universiteit; een archief van foto’s van schilderijen van de oude meesters. Kortom Wikipedia moet zijn vleugels over veel meer vormen van cultuur uitspreiden. En misschien zou een Wikistitution ook niet misstaan om een betere Grondwet voor Europa te schrijven?

Hoewel wikipedianen zaken doen en plat winstbejag bleven negeren, kon de ‘business’ niet blind blijven voor wat er gaande was. Tenslotte klom de wikipedia-site met zijn 13 miljoen dagelijkse bezoekers toch op tot in de top-50 van de meest bezochte websites ter wereld.
Zoekopdrachten via Google verwezen elke dag steeds meer mensen naar Wikipedia, waardoor een virtuele groep van nieuwkomers, allen op zoek naar antwoorden, ontstond. Velen ervan kwamen, toen ze zagen dat het even gemakkelijk was om te creëren als te consumeren, de groep medewerkers versterken. Aangezien iedereen de inhoud op de wikipagina’s niet alleen kan opzetten en wijzigen, maar ook opnieuw verder kan verdelen begonnen honderden andere websites - waaronder uiteraard ook commerciële ondernemingen - op verschillende manieren gebruik te maken van wikipedia.

Answers.com bijvoorbeeld, biedt tussen een verscheidenheid aan informatiediensten ook een directe verbinding naar wiki-inhoud. Robert Rosenschein, de CEO van het bedrijf is een groot verdediger van het project. Hij was dan ook aanwezig op Wikimania als sponsor (net zoals Sun Computers en andere commerciële bedrijven trouwens) als een gebaar dat zou moeten begrepen worden als "iets teruggeven aan de gemeenschap".


Ondanks zijn potentiële commerciële toepassingen, blijft de wikipedia-beweging, tot nog toe tenminste, standvastig in zijn weigering om het even welk aspect van hun doen te verzilveren. Er is momenteel slechts één betaalde kracht, de chef van het ontwikkelingsteam. Met weinig overheadkosten blijven de uitgaven laag - ongeveer 160.000 Euro per kwartaal voor de hardware, zoals de servers om, zelfs wanneer er steeds groeiend verkeer is, constant hoge prestaties te handhaven. De grootste bron van inkomsten blijven kleine privé-schenkingen - een recente actie om op drie maand 60.000 Euro te verzamelen werd al na twee maanden stopgezet omdat de opbrengst de 76.000 Euro reeds had overschreden.
De site blijft reclamevrij - zelfs van de anders alomtegenwoordige Google advertenties. Te oordelen naar het verkeer op de site zou reclame anders zeker honderdduizenden Euro’s per maand kunnen opbrengen. Soms komen wat toelagen binnen - het ‘Open Society Institute’ betaalde de kosten om een dozijn wikipedianen uit het Zuiden naar Frankfurt te halen en de ’Marc Andreesen Foundation’ van de oprichter van Netscape schonk ongevraagd $50.000. Maar er is nog steeds geen beheerder van de wikitoelagen, en het is mogelijk dat er nooit één zal zijn.

De zuiverheid van het concept is wat wikipedia op een ongelooflijk korte periode tot een overweldigend succes heeft gemaakt. Omdat er geen geld mee gemoeid is, is het niveau van vertrouwen en het gemeenschapgevoel ongewoon groot. Dat vertrouwen - samen met de kernwaarde van het ‘neutraal standpunt’ waar wikipedianen op hameren bij hun methode van publiceren - is tot zover een afdoende verdediging gebleken tegen om het even welke corrosie of corruptie van hun waarden.
Maar zegt U, uiteindelijk verandert geld toch alles. Misschien wel. Hoewel de reclamewereld wikipedia het hof maakt waren zowel stichter Jimbo Wales als de overgrote meerderheid van de deelnemers aan ‘Wikimania’ radicaal tegen. Kunnen de doelstellingen van de beweging toch niet beter en sneller bereikt worden door een paar miljoen Euros in toelagen van de Europese Gemeenschap of van de Ford Foundation te aanvaarden? Of zou om het even welke injectie van geld onvermijdelijk leiden tot een onbehoorlijke beïnvloeding van de inhoud, waarbij het ‘neutraal standpunt’ en de vertrouwensrelatie binnen de kern van de wikipedianen in opspraak komen?

Tijdens de slotzitting werd het onderwerp aan de Stichting Wikimedia voorgelegd: "Kunnen de doelstellingen van de gemeenschap op één of andere manier door het maken en daarna het besteden van geld worden bevorderd?"
Kapor, de Voorzitter van de Stichting Mozilla die onlangs een commerciële dochteronderneming opzette om het succes van zijn eigen fenomeen (de vrije browser FireFox, die reeds 75 miljoen downloads kende) te verzilveren, antwoordde op deze essentiële vraag: "Dit zijn de goede oude dagen voor Wikipedia. Ik ben akkoord dat geld voor de wiki-gemeenschap geen spirituele betekenis heeft - tenminste tot nog toe”.

Ondertussen blijft de wikimanier van doen zich verder over de wereld verspreiden. Wiki is het meest sexy ding in de informatietechnologie sinds de komst van de blogs. Het is nu enkel wachten op de, voorspelde (maar door velen ook gevreesde), komende fusie van blogs en wikis.