Duitsland hield op 26 en 27 januari IRENA boven de doopvont, het Internationaal Agentschap voor de Promotie van Hernieuwbare Energiebronnen. Het agentschap moet de uitwisseling van wetenschap en technologie tussen meer dan honderd landen regelen.
IRENA is een initiatief van Denemarken, Duitsland en Spanje. De instelling moet regeringen van ontwikkelingslanden en industrielanden bijstaan met raad over de technische, financiële en beleidsmatige aspecten van hernieuwbare energie. Tegelijk moet het agentschap een motor worden voor de ontwikkeling van waterkracht, zonne- en windenergie, biobrandstoffen en geothermische energie in de hele wereld.
Op de stichting van het nieuwe agentschap maandag zullen meer dan honderd landen aanwezig zijn die zich geëngageerd hebben om lid te worden. Ongeveer de helft daarvan ondertekent ook het stichtingsverdrag. Dinsdag wordt er gezocht naar een interim-directeur en een voorlopige vestigingsplaats voor het kersverse agentschap. Over de uiteindelijke plaats waar het agentschap moet komen, wordt pas in juni beslist door de stichtende leden. Duitsland ziet IRENA het liefste in Bonn, waar nu ook al het secretariaat van de VN-klimaatconventie (UNFCCC) gevestigd is.
Volgens de Duitse minister voor Leefmilieu Sigmar Gabriel betekent de oprichting van IRENA een “enorme stap voorwaarts”, niet alleen voor de bescherming van het klimaat, maar ook voor de economische ontwikkeling. “Het potentieel aan zonne- en windenergie, waterkracht en biomassa is zo groot dat dat we meer dan negen miljard mensen op aarde van energie kunnen voorzien”, aldus Gabriel. De EU mikt op een aandeel van 20 procent hernieuwbare brandstoffen in de energievoorziening tegen 2020. In Duitsland haalt nu al 15 procent van de elektriciteitsconsumptie uit hernieuwbare bronnen, en de overheid wil dat aantal verdubbelen tegen 2020.
België behoorde niet tot de 27 landen die het akkoord ondertekenden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten